Grafische Vormgeving Basisbegrippen

Grafische Vormgeving Basisbegrippen
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grafische Vormgeving Basisbegrippen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je de functie van CMYK in het drukproces beschrijven. Aan het einde van de les kun je het belang van interlinie in tekstvormgeving uitleggen. Aan het einde van de les kun je het doel van een lay-out/stramien in meervoudige pagina-opmaak benoemen. Aan het einde van de les kun je het verschil tussen een dummy en een mock-up verklaren. Aan het einde van de les kun je het proces van nieten beschrijven. Aan het einde van de les kun je uitleggen wat rillen is en waarvoor het wordt gebruikt. Aan het einde van de les kun je het proces van schoonsnijden toelichten. Aan het einde van de les kun je het verschil tussen schreef en schreefloze lettertypen benoemen. Aan het einde van de les kun je de functie van snijtekens in het drukproces beschrijven. Aan het einde van de les kun je de principes van typografie en het belang ervan in vormgeving uitleggen. Aan het einde van de les kun je het proces van vergaren en het belang ervan in de productie van boekwerken uitleggen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over grafische vormgeving?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

CMYK kleurmodus
Een kleurmodus gebruikt voor drukwerk bestaande uit cyaan, magenta, geel en zwart.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Interlinie
De witruimte tussen regels tekst.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Lay-out/Stramien
Een hulpmiddel voor het consistent opmaken van meerdere pagina's.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Model: Dummy en Mock-up
Een model van een boek of brochure met blanco pagina's. Een schaalmodel of ware-grootte model van een ontwerp.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Nieten
Het aanbrengen van nietjes om pagina's samen te voegen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Rillen
Een lijn indrukken in papier om het gemakkelijk vouwbaar te maken.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Schoonsnijden
Het snijden van papier van bruto- naar netto formaat.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Schreef en Schreefloos
Een lettertype met kleine dwarsstreepjes aan de uiteinden van de letters. Een lettertype zonder dwarsstreepjes aan de uiteinden van de letters.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Snijtekens
Hulptekens die aangeven waar papier gesneden moet worden.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Typografie
Het kiezen en organiseren van tekst en andere typografische elementen in een ontwerp.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Vergaren
Het verzamelen van losse vellen papier in een bepaalde volgorde.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Definitielijst
CMYK: Een kleurmodus gebruikt voor drukwerk bestaande uit cyaan, magenta, geel en zwart. Interlinie: De witruimte tussen regels tekst. Lay-out/Stramien: Een hulpmiddel voor het consistent opmaken van meerdere pagina's. Dummy: Een model van een boek of brochure met blanco pagina's. Mock-up: Een schaalmodel of ware-grootte model van een ontwerp. Nieten: Het aanbrengen van nietjes om pagina's samen te voegen. Rillen: Een lijn indrukken in papier om het gemakkelijk vouwbaar te maken. Schoonsnijden: Het snijden van papier van bruto- naar netto formaat. Schreef: Een lettertype met kleine dwarsstreepjes aan de uiteinden van de letters. Schreefloos: Een lettertype zonder dwarsstreepjes aan de uiteinden van de letters. Snijtekens: Hulptekens die aangeven waar papier gesneden moet worden. Typografie: Het kiezen en organiseren van tekst en andere typografische elementen in een ontwerp. Vergaren: Het verzamelen van losse vellen papier in een bepaalde volgorde.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 16 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 17 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 18 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.