Woche 39 (K2 GRE)

H2e Duits, Woche 39
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with text slides.

Items in this lesson

H2e Duits, Woche 39

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht


Welcher Monat wird beschrieben? Schreibe sie auf Deutsch in deinem Heft.
1. In diesem Monat wird Weihnachten gefeiert.
2. Der Frühling beginnt offiziell im Monat ________. 
3. Dieses Schuljahr hat am 29. ________ begonnen. 
4. Die Niederländer sagen: "Im ________ legen alle Vögel ein Ei!" 
5. In diesem Monat gibt es die voorjaarsvakantie

Slide 3 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Herhaling Grammatik E
Lesen: Aufgabe 15 (2/2)
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling der/die/das
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
Lesen: Aufgabe 15 (1/2)
Grammatik E
An die Arbeit
Wörterliste D/F
Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

Lesen
Aufgabe 15
S. 54

Lees de tekst.
Schrijf in het Nederlands 3 argumenten vóór
 en 3 argumenten tegen vuurwerk op.
 

Slide 5 - Slide

Grammatik E
Je kent nu al 2 onregelmatige werkwoorden: haben en sein

Nu ga je leren hoe je regelmatige werkwoorden in het Duits moet vervoegen. 

Aan het einde van de les ken je alle uitgangen & regels voor regelmatige werkwoorden.

Slide 6 - Slide

Grammatik E
Regelmatig werkwoord = ____ + ____

Haal uit dit verhaaltje de uitgangen. Zoek daarvoor 6 persoonlijke voornaamwoorden: 
Hallo, ich bin Laura und ich wohne in München. Wo lebst du? 
Ich habe zwei Geschwister, sie heißen Johanna und Theo. 
Ich habe auch eine beste Freundin, Anna. Wir gehen zum Gymnasium. Anna ist 13 Jahre alt und in ihrer Freizeit spielt sie gerne draußen. 
Was macht ihr gerne in eurer Freizeit?

Slide 7 - Slide

Grammatik E
Persoonlijk voornaamwoord
Uitgang

Slide 8 - Slide

Grammatik E
Voor de uitgangen van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd kun je het volgende ezelsbruggetje uit je hoofd leren: 



Slide 9 - Slide

Grammatik E
Voltooid deelwoord = ____ + ____

Kijk naar de voltooide deelwoorden in onderstaand verhaaltje. Welke regel kun je hieruit afleiden?

Als Kind habe ich mehrere Haustiere gehabt. Mit meinem Hund habe ich oft draußen gespielt. Meine Familie hat in verschiedenen Städten gewohnt. Darum habe ich immer wieder neue Freunde gemacht. Das war super! 

Slide 10 - Slide

kaufen
feiern
ich
wir
volt. dw. 

Slide 11 - Slide

Aufgabe 17 (S. 56-57)
1. Wir organisieren ein großes  Schulfest. / Ich organisiere / 
2. Du kaufst hundert Tüten Chips / Ich kaufe / 
3. Ich wohne / Wir wohnen in Stuttgart
4. Sie schenken eine Torte mit Erdbeeren / ihr schenkt
5. Ich höre auf Partys deutsche Lieder / Wir hören
6. Sie wünschen guten Appetit / sie wünscht guten Appetit

Slide 12 - Slide

Grammatik E - An die Arbeit
- Aufgabe 17, S. 56: Maak elke zin goed lopend door er zelf een persoonlijk voornaamwoord aan toe te voegen. Kies zelf welke je per zin wilt doen, maar je mag ze maar 1x gebruiken. 

Kom je er niet uit? Lees dan nog een keer de theorie op S. 56 (Aufgabe 16) door.

Slide 13 - Slide

Wörterliste D/F
S. 72

Slide 14 - Slide

Hausaufgaben für Donnerstag
- Machen: Aufgabe 17, S. 56-57

- Lernen: Wörterliste D/F, eerste helft, "der Junge" t/m "glücklich" (S. 72)

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Beginopdracht


Vervoeg de onderstaande werkwoorden in je schrift.
1. ich ______ (bekommen)
2. ihr ______ (schmücken)
3. es ______ (lachen)
4. du ______ (singen)
5. sie (mv) ______ (tanzen)

Slide 17 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Lesen: Aufgabe 15 (2/2)
Herhaling 
Grammatik E
Wörterliste D/F
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling der/die/das
Herhaling esttenten
Sehen: Aufgabe 22
Wörterliste G
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
Lesen: 
Aufgabe 15 (1/2)
Grammatik E
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 18 - Slide

Lesen
Aufgabe 15
S. 55

Luister naar de tekst en lees mee.
A = schrijf de 3 dingen uit de tekst op die jij zelf het leukst vindt om op je verjaardag te doen. 
B = schrijf 3 tips op voor het plannen van je verjaardag.

Slide 19 - Slide

Herhaling Grammatik E
- Hoe bouw je een regelmatig werkwoord op? Wat is de regel voor de tegenwoordige tijd? 

- Welk ezelsbruggetje heb je nodig voor de uitgangen? 

- Hoe bouw je een voltooid deelwoord op? Wat is de regel? 


Slide 20 - Slide

Hausaufgaben für Freitag
- Machen: stencil werkwoorden afmaken.

- Lernen: Wörterliste D/F, tweede helft, "lachen" t/m "zusammen" (S. 72)



Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Beginopdracht
Vertaal:
Versie A
Versie B
de jongen
de sneeuw
de aflevering
de uitzending
het meisje
vrolijk
zacht
zich verheugen op
omdat
oud en nieuw

Slide 23 - Slide

Diese Woche:
Donnerstag (40 Min.)

Beginopdracht
Lesen: Aufgabe 15 (2/2)
Herhaling 
Grammatik E
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Beginopdracht
Herhaling der/die/das
Herhaling esttenten
Lesen: Aufgabe 15 (2/2)
Wörterliste G
Dienstag (40 Min.)

Beginopdracht
Lesen: 
Aufgabe 15 (1/2)
Grammatik E
An die Arbeit
Hausaufgaben

Slide 24 - Slide

Herhaling Grammatik C
der (mnl.)
die (vrl.)
das (onz.)
die (mv.)
mnl. personen/ dieren
vrl. personen/ dieren
het-woorden
alle meervouds-vormen
seizoenen
-e
-chen
maanden
-ung/-schaft
-lein
dagen
-in
-heit/-keit

Slide 25 - Slide

Herhaling Grammatik E
- Hoe bouw je een regelmatig werkwoord op? Wat is de regel voor de tegenwoordige tijd? 

- Welk ezelsbruggetje heb je nodig voor de uitgangen? 

- Hoe bouw je een voltooid deelwoord op? Wat is de regel? 


Slide 26 - Slide

Vervoeg:
Vervoeg de onderstaande werkwoorden in je schrift.
1. ich ______ (bekommen)
2. ihr ______ (schmücken)
3. es ______ (lachen)
4. du ______ (singen)
5. sie (mv) ______ (tanzen)
6. er ______ (vergleichen)
7. wir ______ (bremsen)
8. sie (ev) hat ______ (gucken)

Slide 27 - Slide

Wörterliste G
S. 73

Slide 28 - Slide

Hausaufgaben für Dienstag
- Machen: 

- Lernen: Wörterliste G, helemaal



Slide 29 - Slide