past simple vt1

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Planning Tuesday

- How was your break? Do you have something to tell us?

- Learn and use the Past simple

- Exercises 10,11,12  (Homework)

verleden tijd van  'to be '

-

to be _ past simple

Leerdoel: ik kan het werkwoord 'to be' in de verleden tijd gebruiken

Past Simple of to be

• Present simple to be = am / is / are
• Past simple to be = was / were

• Past Simple > Iets is in het verleden gebeurd en is nu afgelopen. 

let op het verschil: where = waar en were = waren ( verleden tijd van zijn)

Hoe vragend?

Was ik? = Was I?

Was jij / waren jullie? = Were you?

Was hij = Was he?

Was zij = Was she?

Was het = Was it?

Waren wij = Were we?

Waren zij = Were they?

Hoe negatief/ontkennend?

Ik was niet = I was not / I wasn't

Jij was niet / jullie waren niet = You were not / You weren't

Hij was niet = He was not / He wasn't

Zij was niet = She was not / She wasn't

Het was niet = It was not / It wasn't

Wij waren niet = We were not / We weren't

Zij waren niet = They were not / They weren't

Fouten om op te letten

Jij was = you were (niet was)

Were = waren

Where = Waar

You ___ at home yesterday.

1. were
2. was
3. are
4. is

He ___ on holiday last week.

1. were
2. was
3. are
4. is

I ___ a good dancer ten years ago.

1. were
2. was
3. are
4. am

They ___ in Scotland yesterday.

1. were
2. was
3. are
4. is

The sun ___ hot.

1. were
2. was
3. are
4. is

Vul de juiste vorm van de past simple in: Jane __
a film. (to watch)

Vul de juiste vorm van de past simple in: They __
their father. (to help)

Vul de juiste vorm van de past simple in: John and Amy __
things. (to swap)

Vul de juiste vorm van de past simple in: I __ late yesterday ( to be)

Vul de juiste vorm van de past simple in: Susan __
with Peter. (to dance)

Vul de juiste vorm van de past simple in: We __ on
a trip. (to be)

Vul de juiste vorm van de past simple in: She __
her hair. (to wash)