Week 46, les 2, 4m Grammatik K2

Was machen wir heute:

- Rückblick
- E : Grammatik
- Menschenmemory
- Wortschatz


Donnerstag 13. November 2025
1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Was machen wir heute:

- Rückblick
- E : Grammatik
- Menschenmemory
- Wortschatz


Donnerstag 13. November 2025

Slide 1 - Slide

Klassenregeln
- Respect!
- Niet eten in het lokaal, slokje drinken mag
- Geen toiletbezoek tijdens de les
- Geen jas, pet, capuchon, oortjes enz....


- Elke les boek en laptop meenemen!
- Bij binnenkomst boek en pen op tafel, alle andere spullen blijven in je tas!



Slide 2 - Slide

Hausaufgaben:
Machen:
Aufgabe 37 bis zum 41a
Ab Seite 80

Slide 3 - Slide

Aufgabe 37, Seite 80
  1. Ze doen mee met een volleybaluitwisseling.
  2. Omdat de trainer kiespijn heeft en dan naar de tandarts moet.
  3. Donderdag
  4. Als ze op donderdag al andere plannen hebben.
  5. Het eerste woord van de eerste zin begint met een kleine letter en niet met een hoofdletter.
  6. Na ‘Viele Grüße’ staat er geen komma. In het Nederlands staat er na de slotgroet wel een komma.

Slide 4 - Slide

Aufgabe 39
  1. Wie geht es euch?
  2. Unser Trainer hat mich angerufen.
  3. Ich soll folgende Information weitergeben.
  4. Das Training morgen fällt leider aus, weil …
  5. Das Training wird auf Donnerstag verschoben.
  6. Wir sehen uns am Donnerstag um 10:30 Uhr.
  7. Leider kann das Training morgen nicht stattfinden.
  8. Sie sollen eine E-Mail schicken, wenn sie am Donnerstag nicht können.

Slide 5 - Slide

Aufgabe 40
  1. Haben Sie morgen Zeit?
  2. Wir haben gestern telefoniert.
  3. Ich habe heute einen Termin beim Arzt.
  4. Wir treffen uns am Mittwoch.
  5. Die Party beginnt um acht Uhr.
  6. Am Nachmittag haben wir trainiert.
  7. Am Abend / Abends werden wir gemeinsam essen.
  8. Wir fangen morgens / am Morgen immer früh mit der Arbeit an.
  9. Am Wochenende spielen wir gegen Dorfen.

Slide 6 - Slide

FRAGEN?

Slide 7 - Slide

E: Grammatik 
Ab Seite 66

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Seite 264
Lees mee en maak aantekeningen

1e onderwerp
3e meewerkend voorwerp
4e lijdend voorwerp

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide


Welke woorden zijn afhankelijk van de naamval:

  • Persoonlijk voornaamwoorden
  • Bepaald lidwoord (der, die, das)
  • Onbepaald lidwoord (ein, eine)
  • Bezittelijk voornaamwoorden (mein, dein, sein)


Slide 12 - Slide

Andere vertalingen
ich = ik                                     er = hij
mir = mij                                   ihm = hem
mich = mij                                ihn = hem

du = jij                                      sie = zij
dir = jou                                    ihr = haar
dich = jou                                 sie = haar

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Staat één van deze voorzetsels in de zin dan kun je meteen de tabel aflezen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Ontleden

Vertaal de zin naar het Nederlands

Bepaal of het gaat om het onderwerp, het meewerkend voorwerp of het lijdend voorwerp.


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Niet eten! Slokje drinken mag.
Niet door de klas heen blijven lopen.
timer
4:30

Slide 20 - Slide

Menschenmemory

Slide 21 - Slide

Selbständig arbeiten
Machen:
Aufgabe 16 bis zum 20, Ab Seite 66

Deze opdrachten gaan alleen over persoonlijk voornaamwoorden 
Fertig: 
Slim Stampen Kapitel 2 oder Eindexamensite

Slide 22 - Slide

Hausaufgaben
Machen:
Aufgabe 16 bis zum 20
 Ab Seite 66

Lernen:
Grammatik A, voorzetsels en naamvalschema

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Aufgabe 32 a+b

  1. Ich habe die Anzeige auf Ihrer Website / in der Schülerzeitung gelesen.
  2. Ich interessiere mich für ein Praktikum / für die Stelle als Reinigungskraft / Verkäufer.
  3. Ich bin zuverlässig, selbstständig und freundlich.
  4. Ich finde es schwierig, weil ich nicht so kreativ bin / nicht so gut mit Kindern umgehen kann.
  5. Ich finde das toll, weil ich gern mit Tieren arbeite.

Slide 25 - Slide

Sprechen
In tweetallen voor je de gesprekken van opdracht 33 und 35
Wissel ook van rol

Let op de uitspraak!
Ik loop rond en luister/praat mee

Slide 26 - Slide

Aufgabe 33


1
[A] Guten Tag, ich würde gern Herrn Klose sprechen.
[B] Er ist leider nicht da.
[A] Wann kann ich ihn am besten erreichen?
[B] Um halb eins ist er wieder da.

Slide 27 - Slide

Aufgabe 33
2
[A] Ich interessiere mich für eine Stelle als Au-pair.
[B] Ich finde das nicht so toll, weil ich nicht so gut mit Kindern umgehen kann.
[B] Warum bist du dafür geeignet?
[A] Ich bin sozial, freundlich und ich kann gut mit Kindern umgehen.

Slide 28 - Slide

Aufgabe 33
3
[A] Wissen Sie, was die Arbeitszeiten sind?
[B] Am Montag von 13.30 Uhr bis 17.45 Uhr und am Mittwoch von 16 Uhr bis 20.15 Uhr.
[A] Können Sie mir sagen, wann ich anfangen kann?
[B] Sie können am Mittwoch anfangen.
[A] Wissen Sie, wo ich mich melden muss?
[B] Bei Frau Hadrek.

Slide 29 - Slide

Aufgabe 35

Slide 30 - Slide

Aufgabe 35

Slide 31 - Slide

Aufgabe 35

Slide 32 - Slide

Aufgabe 35

Slide 33 - Slide