Fictie - tijd

23 mei 2025
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

23 mei 2025

Slide 1 - Slide

Planning
  • PWS presentaties 
  • Lezen
  • Nakijken
  • Nieuwe uitleg
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

Presentaties
Vandaag:
Franciska, Chiara, Anisa, Esma
En van vorige week....

Slide 3 - Slide

Presentaties
Vandaag:
Meryem, Yashita, Eslina

Slide 4 - Slide

Lezen
Lees mee, zorg dat je weet waar we zijn. 

Slide 5 - Slide

Nakijken

Slide 6 - Slide

Tijd
Een schrijver gebruikt tijd om het verhaal vlotter te laten lopen of juist spannender te maken. 

Chronologische volgorde is de volgorde waarbij alles op volgorde gaat hoe iets gebeurd is. 
Ik ging naar de supermarkt, daar haalde ik de ingrediënten voor het avondeten. Ik kwam thuis en ging koken. Terwijl ik aan het koken ben, wordt er op de deur gebonkt. 

Slide 7 - Slide

Tijd - Begin van het verhaal
De schrijver kan op verschillende manieren het verhaal beginnen: 
  • Met een inleiding (het voorstellen van de personages)
  • Aan het begin van de gebeurtenissen
  • Midden in de gebeurtenissen

Slide 8 - Slide

Tijd
Verteltijd
  • De tijd in bladzijdes of minuten.
  • Het boek heeft 375 bladzijdes. 
  • Ik heb er 45 minuten over gedaan om deze bladzijdes te lezen. 
Vertelde tijd
  • De tijd die in het verhaal voorbij gaat. 
  • VB: Het boek 'Spijt' gaat over een heel jaar in de brugklas. De vertelde tijd is dan 1 jaar. 

Slide 9 - Slide

Verteltijd of vertelde tijd:
De tijd die voorbij is gegaan in het verhaal is 3 jaar.
A
Verteltijd
B
Vertelde tijd

Slide 10 - Quiz

Verteltijd of vertelde tijd:
Hij heeft er 15 minuten over gedaan om het fragment te lezen.
A
Verteltijd
B
Vertelde tijd

Slide 11 - Quiz

Tijd
Versnelling
  • Je leest sneller dan dat de situatie plaatsvindt. 
  • Binnen 10 jaar haalde zij haar diploma, werd ze doktersassistente en kreeg ze een kind. 
Vertraging
  • De tijd gaat langzamer dan de gebeurtenis.
  • Veel details 
  • Vanmorgen liep de docente naar haar auto en terwijl ze haar sleutels zocht, vroeg ze zich af of ze het licht wel uit had gedaan. Ook dacht ze na over de lessen die vandaag zouden komen. Hoeveel file er zou staan. 

Slide 12 - Slide

Versnelling of vertraging?
Langzaam kwam de docent dichterbij. Adams hartslag begon te versnellen. Stap voor stap hoorde hij hoe de leraar hem naderde. De seconden tikten voorbij, terwijl hij zich bedacht hoe hij het spiekbriefje kon verstoppen.
A
Versnelling
B
Vertraging

Slide 13 - Quiz

Versnelling of vertraging?
Het meisje had haar huiswerk afgemaakt en wilde naar huis. De volgende ochtend kwam ze erachter dat ze het verkeerde had gemaakt.
A
Versnelling
B
Vertraging

Slide 14 - Quiz

Tijd
Flashback
  • Terugblik naar iets in het verleden. 
Flashforward
  • Kijkje in de toekomst.
  • Je weet iets wat de personages nog niet weten.
  • Kan dus alleen bij alwetend perspectief. 

Slide 15 - Slide

Flashback of flashforward?
Ahmed pakte de fiets en ging naar school. Hij wist niet dat hij voorlopig niet meer thuis zou komen.
A
Flashback
B
Flashforward

Slide 16 - Quiz

Flashback of flashforward?
Percy dacht aan de tijd dat hij nog draken kon verslaan. Dat ging hem vroeger makkelijk af. Nu zit hij vast in deze wereld.
A
Flashback
B
Flashforward

Slide 17 - Quiz

Vragen.
beantwoord ze in je schrift
1a. Wat weet je over de ik-persoon?
1b. Is het een type of karakter? Leg je antwoord uit.  
2. Leg uit vanuit welk perspectief dit is geschreven?
3a. Wat is de verteltijd? 
3b. Wat is de vertelde tijd? Leg je antwoord uit. 
4. Geef een voorbeeld van een flashback.
5. Leg uit waarom er geen flashforward in dit fragment kan voorkomen. 
6. Geef een voorbeeld van een tijdsvertraging.
7. Geef een voorbeeld van een tijdsversnelling. 

Slide 18 - Slide