Lezen 3.3 betoog

Welkom!
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

betoog 


Na deze les weet je wat een betoog is en  
hoe een betoog is opgebouwd. 

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...

...kun je het doel van een betoog uitleggen;
...kun je de opbouw van een betoog uitleggen;
...kun je een standpunt en een argument juist noteren.

Slide 3 - Slide

Betoog
In een betoog geeft de schrijver zijn mening --> standpunt innemen.

Dit standpunt noteert hij/zij al in de inleiding van je betoog.



Slide 4 - Slide

Een betoog is een overtuigende tekst. Wat is ook een overtuigende tekst?
A
Het weerbericht
B
Een bijsluiter van medicatie
C
Een anekdote
D
Een recensie over een film

Slide 5 - Quiz

Betoog
Het tekstdoel = overtuigen.
De schrijver overtuigt de lezer van zijn standpunt.
Elke alinea begint met een argument 
dat verder uitgewerkt wordt in de alinea.




Slide 6 - Slide

Wat is een kenmerk van een feitelijk argument?
A
Het is fictie
B
Het is controleerbaar.
C
Veel mensen zijn het hiermee eens.

Slide 7 - Quiz

Onderbouwing
Je argument moet worden onderbouwd. 


Stelling: De leeftijdsgrens voor alcohol moet naar zestien jaar.

Argument: 'Jongeren moeten de kans krijgen te leren omgaan met drank'.

Onderbouwing: Iedereen die een beetje nadenkt weet dat jongeren graag willen doen wat hun wordt verboden. Jongeren moeten de kans krijgen om te laten zien dat ze kunnen omgaan met alcohol. Dat zal misschien niet altijd goed gaan, maar daar leren ze van. Wanneer het hun verboden wordt, zullen ze ook niet leren hoe ze er verantwoordelijk mee kunnen omgaan. Sterker nog, het zal waarschijnlijk leiden tot ongeremd drankmisbruik. Jongeren kunnen deze verantwoording echt wel aan. 

Slide 8 - Slide

In de Tweede Kamer komen betogen regelmatig voor.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Onderbouwing

Tips voor een sterk betoog

Varieer in het gebruik van signaalwoorden 


bovendien / daarnaast / als derde argument / tot slot

hierdoor / waardoor / zodat / om die reden
De argumenten mogen geen overlap vertonen.

De argumenten mogen elkaar niet tegenspreken.

De alinea-indeling is correct.

De opbouw is logisch.
Sterkste argument eerst of juist niet?

Slide 10 - Slide

Opbouw
Titel
Inleiding (aandacht trekken & standpunt)
Argument 1 & uitwerking
Argument 2 & uitwerking

Slot (herhaling standpunt)
Titel
Inleiding (aandacht trekken & standpunt)
Argument 1 & uitwerking
Argument 2 & uitwerking
Argument 3 & uitwerking
Slot (herhaling standpunt)

Slide 11 - Slide

Titel
De titel bedenkt de schrijver vaak als laatste.
De titel moet scherp en helder worden geformuleerd.
 
Het standpunt kan nooit de titel zijn! (goed onthouden)

Slide 12 - Slide

Inleiding

1. aanleiding, constatering, anekdote en/of probleemomschrijving
2. geef een of meerdere voorbeelden (van het genoemde/ onderwerp)
3. De schrijver formuleert zijn standpunt over het onderwerp

Slide 13 - Slide

Standpunt formuleren
De schrijver formuleert het standpunt altijd positief.

Dus niet: Ik vind dat de leeftijd waarop je in Nederland mag stemmen niet omlaag moet. 

Maar: Ik vind de leeftijd waarop je in Nederland mag stemmen de juiste leeftijd. 

Slide 14 - Slide

Mag je in de inleiding je standpunt al vermelden?
A
Ja
B
Nee
C
Mag je zelf weten
D
Ja, dat moet zelfs!

Slide 15 - Quiz

In de inleiding van een betoog wordt het standpunt duidelijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Wat hoort bij de inleiding?
A
conclusie
B
argumenten
C
anekdote

Slide 17 - Quiz

Slot

- De schrijver herhaalt zijn standpunt nogmaals
- De schrijver benoemt heel kort nogmaals zijn argumenten (ultrakort)
- De schrijver sluit af met een passende slotzin/ uitsmijter

Op de volgende slide enkele gruwelijk foute afsluiters uit de jaren 2015 tot heden: 


Slide 18 - Slide

- Bedankt voor het lezen.
(Variant: Ik hoop dat je/u het leuk vond om te lezen)
- Groetjes!
- De toekomst zal het leren (te cliché!)
- Zo, dit was mijn betoog.
P.s. Een schrijver schrijft ook niet aan het einde van zijn boek: Zo, dit was mijn boek. 
- Dit is geschreven door [naam].  
(Zie vorig post scriptum)


Slide 19 - Slide

In het slot worden geen nieuwe argumenten meer genoemd.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Wat is de beste slotzin?
A
Groetjes!
B
Hoop dat u het leuk vond. ;)
C
Een passende uitsmijter
D
Dit is geschreven door Danny

Slide 21 - Quiz

Wat bedoelen we eigenlijk met 'een uitsmijter'?
A
Een origineel verhaaltje
B
Een pakkende slotzin
C
Een dubbelzinnige opmerking
D
Een synoniem

Slide 22 - Quiz

Middenstuk

Argument 1, 2 en 3 inclusief ondersteuning.
Per argument gebruikt de schrijver een alinea.


Slide 23 - Slide

In welk deel van het betoog worden de argumenten uitgewerkt?
A
inleiding
B
kern
C
slot
D
Dat mag overal

Slide 24 - Quiz

De argumenten die de standpunt onderbouwen, bewaart de schrijver tot het slot.
A
juist
B
niet juist

Slide 25 - Quiz

Feit, mening, argument
Feit: je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Mening/standpunt: iets wat iemand van iets vindt; je kunt het ermee eens of oneens zijn. Signaalwoorden: 'ik vind', 'volgens mij', 'lijkt mij', 'naar mijn mening'.
Argument: aangeven waarom je een bepaalde mening hebt. Signaalwoorden: 'want', 'omdat', 'namelijk', 'immers'.

Slide 26 - Slide

Feit
Mening /
Standpunt
Argument
Iets wat waar of onwaar is.
Je kunt controleren of het waar of onwaar is.
Iets wat iemand van iets vindt.
Je kunt het hiermee eens of oneens zijn.
Uitleg waaróm je iets vindt.
Vaak te herkennen aan: want, omdat, namelijk, immers.

Slide 27 - Drag question

Overtuigende tekst voorbeeld
Standpunt overtuigende tekst bevat je mening (standpunt) over het onderwerp. Beide in de eerste alinea.

- Onderwerp = "rondweg om de stad"
- Mening/standpunt = "slecht plan"

"Het aanleggen van een rondweg om de stad is een heel slecht plan."

Slide 28 - Slide

Overtuigende tekst voorbeeld
Middenstuk: je onderbouwt
je standpunt met argumenten.
In elke alinea komt één
argument aan bod. Onderbouw
je argumenten met feiten of
redeneringen.

Slide 29 - Slide

Overtuigende tekst voorbeeld
In het slot herhaal je jouw standpunt en geef je een beknopte samenvatting van je argumenten.

Slide 30 - Slide

Signaalwoorden tekst

Slide 31 - Slide

Vraag 
Vraag 1: Hoe ondersteunt het comité het argument van de geluidsoverlast?
(Hierna komt een quizvraag)

timer
1:00

Slide 32 - Slide

Hoe ondersteunt het comité het argument van de geluidsoverlast?
A
Feit: in de praktijk rijdt men harder dan 50
B
Feit: er geldt een maximum van 50 km/u

Slide 33 - Quiz

Vraag
Vraag 2: Welke feiten ondersteunen het tweede argument?
(Hierna komt een quizvraag)
timer
1:00

Slide 34 - Slide

Welke feiten ondersteunen het tweede argument?
A
Stuk v/h sportveld wordt nieuwe weg.
B
Sportveld wordt te klein voor leuke sporten.
C
In de toekomst moeten we binnen sporten.
D
Onze gymleraar houdt van mooi weer.

Slide 35 - Quiz

Vraag
Vraag 3: Welke feiten ondersteunen het derde argument?
(Hierna komt een quizvraag)
timer
1:00

Slide 36 - Slide

Welke feiten ondersteunen het derde argument?
A
Rondwegen trekken meer verkeer aan.
B
Rondwegen ontlasten verkeer in centrum.
C
De problemen worden verplaatst.

Slide 37 - Quiz

En nu? maak...
Boek talent 3B
Opdracht 1 t/m 6 - blz. 24 t/m 28
Opdracht 8 t/m 14 - blz. 29 t/m 33


Slide 38 - Slide