2/9 Woordenschat h1 1mh

Woordenschat
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woordenschat

Slide 1 - Slide

Lesplanning

  • Korte activiteit
  • Terugblik vorige les
  • Wat weet je al?
  • Instructie/quiz
  • Werken
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Spelen met woorden: raadselsss
Geef iedereen de kans om het raadsel op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Lees eerst het raadsel en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Slide

Hoe maakt een skelet een deur open? 

Slide 4 - Slide

Hoe maakt een skelet een deur open?

Slide 5 - Open question

Wat is het verschil tussen een varken en een baby?

Slide 6 - Slide

Wat is het verschil tussen een varken en een baby?

Slide 7 - Open question

Wat is een lasbril?

Slide 8 - Slide

Wat is een lasbril?

Slide 9 - Open question

Leerdoelen
Aan het einde van deze les
  • Kan ik benoemen wat een synoniem is (woordenschat/woordraadstrategieën)
  • Heb ik geoefend met het toepassen van synoniemen (woordenschat/woordraadstrategieën)

Slide 10 - Slide

Schrijf drie dingen op
die je van
de vorige les
hebt onthouden.

Slide 11 - Mind map

Wat doe je als je een moeilijk woord
tegenkomt in een tekst?

Slide 12 - Mind map

Wat is een woordraadstrategie?

Slide 13 - Mind map

Woord-raad-strategieën

Woord: groep van spraakklanken met een eigen betekenis
Raad: op goed geluk (het juiste) antwoord geven op een vraag; gissen 
Strategie: plan van handelen

Je gaat op een bepaalde manier (strategie) op zoek gaat naar een betekenis (raad) van een woord (een groep spraakklanken met eigen betekenis).

Slide 14 - Slide

Woordraadstrategie

Een woordraadstrategie is een handige manier om achter de betekenis van een woord te komen:

  • synoniem
  • omschrijving
  • voorbeeld
  • tegenstelling
  • bekend woorddeel
  • woordenboek

Slide 15 - Slide

Wat is een synoniem?

Slide 16 - Mind map

Slide 17 - Video

Synoniem
  • Synoniemen zijn woorden met (bijna) dezelfde betekenis.
  • Andere woorden met (bijna) dezelfde betekenis.

Voorbeelden:
fiets - rijwiel
praten - spreken
ambacht - beroep
duidelijk - helder
schrijver – auteur


Slide 18 - Slide

Wat is een synoniem?
A
Een woord met twee betekenissen
B
Twee woorden die hetzelfde betekenen

Slide 19 - Quiz

Vaak gezongen lied,
veelgelezen boek, etc.
A
attribuut
B
klassieker
C
parallellogram
D
pictogram

Slide 20 - Quiz

Werk voor de deze les + huiswerk: Alvast aan het werk? 
  • je begrijpt de lesstof/theorie voldoende (je kunt het groene theorieblok uit je boek gebruiken als ondersteuning) 
  • je werkt in stilte en je mag niet praten of overleggen en geen vragen stellen
  • je bent echt aan het werk!
Klaar = in stilte lezen of werken aan een ander vak

Blz. 26/27, opdracht 3 en 4
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!
Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!

Slide 21 - Slide

Sleep het juiste synoniem 
naar de woorden in de eerste rij.
nogal
opdracht
twijfelen
aarzelen
tamelijk
taak

Slide 22 - Drag question

Synoniem van 'produceren'?
A
producten
B
producent
C
maken
D
jagen

Slide 23 - Quiz

Raad het goede synoniem van het woord
vaat
f                      a
w
e
s
l
n
u
m
a
o

Slide 24 - Drag question

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
Tim kan erg kwaad worden, maar meestal blijft hij niet lang boos.

Slide 25 - Open question

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
We hebben amper geluisterd, maar je kon Sjors ook nauwelijks verstaan.

Slide 26 - Open question

Wat is het synoniem van het onderstreepte woord?
De vorige keer moest Karim afrekenen, wie gaat er vandaag betalen?

Slide 27 - Open question

Werk voor deze les + huiswerk: 

Blz. 24/25, opdracht 1 en 2
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Wat niet af is = huiswerk
Stel de volgende les vragen over fouten die je niet begreep!
timer
10:00

Slide 28 - Slide

Schrijf drie dingen op
die je vandaag geleerd hebt.

Slide 29 - Mind map

Leerdoelen
Aan het einde van deze les
  • Kan ik benoemen wat een synoniem is (woordenschat/woordraadstrategieën)
  • Heb ik geoefend met het toepassen van synoniemen (woordenschat/woordraadstrategieën)

Slide 30 - Slide

Ik weet wat een synoniem is en kan die herkennen in een tekst.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 32 - Open question

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 33 - Open question