Spellingles: dictee
1 / 7
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Kees is gebleven.
A
Tegenwoordige tijd
B
Voltooide tijd
C
Verleden tijd
Slide 2 - Quiz
Sprong Lisa?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
C
Voltooide tijd
Slide 3 - Quiz
Jochem besteedt.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd
Slide 4 - Quiz
Zet de zin in de tegenwoordige tijd:
Het gezin ontbeet.
Het gezin ontbeet.
Slide 5 - Open question
Zet de zin in de tegenwoordige tijd:
Mijn moeder sneedt.
Mijn moeder sneedt.
Slide 6 - Open question
Welke zin staat goed in de tegenwoordige tijd?
Verslond jij?
Verslond jij?
A
Verslindt jij?
B
Verslind jij?
C
Heb jij verslonden?
