4 -8 oktober woordsoorten

Woordsoorten
herhaling van alle woordsoorten
1 / 24
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoorten
herhaling van alle woordsoorten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Opdracht 1
We maken opdracht 1 digitaal via een "quiz"

Slide 3 - Slide

De lichtgroene woorden zijn.....?

Slide 4 - Open question

De gele woorden zijn.....?

Slide 5 - Open question

De roze woorden zijn.....?

Slide 6 - Open question

De paarse woorden zijn.....?

Slide 7 - Open question

De lichtblauwe woorden zijn.....?

Slide 8 - Open question

De rode woorden zijn.....?

Slide 9 - Open question

De donkerblauwe woorden zijn.....?

Slide 10 - Open question

De bruine woorden zijn.....?

Slide 11 - Open question

De oranje woorden zijn.....?

Slide 12 - Open question

De grijze woorden zijn.....?

Slide 13 - Open question

Opdracht 4
De vragen hierboven komen nu 1 voor 1 aan bod.

Slide 14 - Slide

Voor een zelfstandig naamwoord staat vaak een lidwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

VEEL, WEINIG, LAATSTE, EERSTE en ZEVEN zijn telwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord kan iets zeggen over een werkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Een bijwoord kan iets zeggen over een werkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

IK, JIJ, HEM, ONS, ZIJ; zijn bezittelijke voornaamwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

MIJN, ZIJN, ONZE; zijn bezittelijke voornaamwoorden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

JOU is een persoonlijk voornaamwoord, JOUW is een bezittelijk voornaamwoord
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Een bijwoord kan iets over de plaats of de tijd zeggen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

GISTEREN, HIER, NU, STRAKS, ALTIJD; zijn bijwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

EN, OF, WANT, OMDAT; zijn voorzetsels.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz