Groep 7 Week 5

Welke spellingregels
hebben we tijdens de lockdown
gehad?
1 / 46
next
Slide 1: Mind map
Basisschool

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welke spellingregels
hebben we tijdens de lockdown
gehad?

Slide 1 - Mind map

Welke rekendoelen hebben
we tijdens de lockdown gehad?

Slide 2 - Mind map

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
gezegde
onderwerp

Slide 3 - Drag question

Zoek in de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde ... 

Slide 4 - Slide

Hebben zij in die auto gereden?

Slide 5 - Open question

Elke dag hebben de chauffeurs hun wagens gewassen.

Slide 6 - Open question

Heb jij de taalopdracht goed gemaakt?

Slide 7 - Open question

in het huis heeft Leon zijn oude boeken opgeborgen.

Slide 8 - Open question

Hoogachtend,
A
Formeel
B
Informeel

Slide 9 - Quiz

Doei!
A
formeel
B
informeel

Slide 10 - Quiz

Formeel of informeel:
Wanneer zou het u schikken om een afspraak te maken.
A
Formeel
B
Informeel

Slide 11 - Quiz

Formeel of informeel:
Kom een keertje langs, man!
A
Formeel
B
Informeel

Slide 12 - Quiz

Wat betekent a.u.b.?
A
als u blijft
B
alstublieft
C
appartement uit Breda
D
ander uur blijven

Slide 13 - Quiz

Wat betekent i.v.m.?
A
ik verbruik minder
B
iets verboden maken
C
in verband met
D
in verliefde modus

Slide 14 - Quiz

Wat betekent z.s.m.?
A
Zo snel mogelijk
B
Zo spoedig mogelijk
C
Zijn Spaanse moeder
D
Zon strand melk

Slide 15 - Quiz

Wat betekent z.o.z.?
A
Zoek Overkant Zijweg
B
Zoek Op Zee
C
Zie Omme Zijde
D
Zie Om Zijkant

Slide 16 - Quiz

Sec. betekent:
A
Seconde
B
Secundair
C
Spoed evacuatie Circus
D
Secuur

Slide 17 - Quiz

Bladzijde
A
Blz.
B
B.l.z
C
bl.
D
b.z

Slide 18 - Quiz

Welke werkwoord is sterk?
A
fietsen
B
vechten
C
boksen
D
dansen

Slide 19 - Quiz

Schrijf in de verleden tijd:
Ik koop.

Slide 20 - Open question

Welk werkwoord is zwak
A
schrijven
B
bijten
C
graven
D
schaatsen

Slide 21 - Quiz

Schrijf in de verleden tijd:
Ik ren

Slide 22 - Open question

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
wij denken - wij dachten
De hond kwispelt - de hond kwispelde
Bram lacht - Bram lachtte
zij zwemt - zij zwom
de klas werkt - de klas werkte
hij mist - hij mistte

Slide 23 - Drag question

Schrijf op in de verleden tijd:
Hij raadt de oplossing.

Slide 24 - Open question

Luister goed en type

Slide 25 - Open question

Luister goed en type

Slide 26 - Open question

Luister goed en type

Slide 27 - Open question

Luister goed en type

Slide 28 - Open question

Luister goed en type

Slide 29 - Open question

Luister goed en type

Slide 30 - Open question

Luister goed en type

Slide 31 - Open question

Luister goed en type

Slide 32 - Open question

Luister goed en type

Slide 33 - Open question

Luister goed en type

Slide 34 - Open question

Welke breuk is gelijknamig met 1/4?
A
1/5
B
2/8
C
3/4
D
5/10

Slide 35 - Quiz

Bij breuken optellen moet je de breuken gelijknamig maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quiz

Maak gelijknamig
1/2 en 2/8

Slide 37 - Open question

24x36=

Slide 38 - Open question

256x12=

Slide 39 - Open question

695x65=

Slide 40 - Open question

Schaken is voor iedereen

Slide 41 - Slide

Waarom noemt de schrijver schaken een spel voor iedereen? Noem 2 dingen.

Slide 42 - Open question

Welke vogel?
A
vink
B
specht
C
merel
D
huismus

Slide 43 - Quiz

Welke vogel?
A
pimpelmees
B
koolmees
C
groenling
D
mus

Slide 44 - Quiz

Welke vogel?
A
kauw
B
kraai
C
merel
D
ekster

Slide 45 - Quiz

Welke vogel zie je hier?

Slide 46 - Open question