Past Simple or Present Perfect

1 / 40
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

                     I do it                I did it                 I have done it
               >Ik doe het            Ik deed het        Ik heb het gedaan



     
Kan je deze voorbeelden op hetzelfde manier afmaken?

        Present                                Past Simple                          Present Perfect

>     Ik loop / I walk                  Ik liep / He walked            Zij hebben gelopen / They have walked
>     Ik ben     / I am                  Ik was / He _______            Zij  waren /  They ________
>     Ik praat / I talk                  Ik  praatte/  He_______      Zij hebben gepraat / They __________
>     Ik luister / I listen            Ik luisterde / I ________     Zij  hebben geluistert / They __________

Slide 2 - Slide

Past simple
De past simple is om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd maar nu is afgelopen!

In het Nederlands verander je ook de stam zodat het past bij de tijd waarover je schrijft - Ik lees nu....Ik las gisteren.  Dat is dus ook zo in het Engels!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide




Lees de voorbeelden op de volgende 3 slides heel zorgvuldig!

Slide 5 - Slide

VOORBEELDEN PAST SIMPLE
als bevestiging

- I was in London last year.  (be)
- We saw this film last night. (see)
- They bought the same dress yesterday. (buy)
- I worked really hard last year (work)

Slide 6 - Slide

VOORBEELDEN PAST SIMPLE
als ontkenning


- I was not in London last year.  (be)

- We didn't see this film last night. (see)
- They didn't buy the same dress yesterday. (buy)
- I didn't work  hard last year (work)

Slide 7 - Slide

VOORBEELDEN PAST SIMPLE
als vraag


- Was I  in London last year?  (be)

- Did we see this film last night ?(see)
- Did they buy the same dress yesterday? (buy)
- Did I work  hard last year? (work)

Slide 8 - Slide

Hopelijk viel je het volgende op...
  • Er staat vaak een tijdsbepaling in zoals yesterday, last week.
  • Bij bevestigende zinnen krijgt de stam -ed of verandert in
              de 2de vorm omdat het een onregelmatig werkwoord is.
  • Bij ontkennende zinnen komt didn't erbij en de stam blijft hetzelfde
  • Bij vragende zinnen begin je met Did en de stam blijft hetzelfde
  • Met de werkwoord be hoef je de bovenste regels niet te volgen en
              alleen was of were gebruiken.
    Viel het je niet op... kijk terug na de voorbeelden thuis via It's Learning.

Slide 9 - Slide

Wanneer je het niet begrijpt, kijk naar het filmpje (met oortjes in) op de volgende slide.



Wanneer je het wel begrijpt, probeer de oefenzinnen door op de link te klikken in de slide ná de film.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

PRESENT PERFECT
Je gebruikt de present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds bezig, om te praten over ervaringen en om te zeggen dat iets is gebeurd waar je nog steeds resultaat van merkt.  

In het Nederlands gebruik je een vorm van hebben en een voltooid deelwoord ...Ik heb gegeten

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

VOORBEELDEN VAN PRESENT PERFECT als bevestigende zin


- My father has lived in Rome for two years. (live)
- I have been in New York for a week. (be)
- They have known each other since 2013. (know)

Slide 15 - Slide

VOORBEELDEN VAN PRESENT PERFECT als ontkennende zin


- My father has not (hasn't) lived in Rome for two years. (live)
- I have  not (haven't) been in New York for a week. (be)
- They have not (haven't) known each other since 2013. (know)

Slide 16 - Slide

VOORBEELDEN VAN PRESENT PERFECT als vragende zin


- Has my father lived in Rome for two years? (live)
- Have  been in New York for a week? (be)
- Have they known each other since 2013? (know)

Slide 17 - Slide

Hopelijk viel je het volgende op...
  • Er staat vaak for of since  in de zin.
  • Er komt have (I, you, we, they) of has (he,she, it) in voor.
  • Bij bevestigende zinnen krijgt de stam -ed of verandert in
              de 3de vorm
  • Bij ontkennende en vragende zinnen komt not  erbij en de stam blijft
              hetzelfde
              
               Viel het je niet op... kijk terug naar de voorbeelden.

Slide 18 - Slide

Wanneer je het niet begrijpt kijk maar naar het filmpje op de volgende slide.



Wanneer je het wel begrijpt, probeer de oefenzinnen door op de link te klikken in de slide ná het filmpje.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Slide 21 - Link

Even kort samengevat
Bij de Past Simple is het dus al afgelopen en bij de Present Perfect is het nog bezig of van toepassing

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

De vraag is of kunt zien aan een Engelse zin of je de Past Simple of Present Perfect nodig heb en hoe je die schrijft.

Kijk naar de volgende twee filmpjes voor een vergelijking.




Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

 Nu ga je testen of je het verschil kunt zien...

Slide 27 - Slide

The police ____ (arrest) two people early this morning.
A
arrested
B
have arrested
C
has arrested
D
arrest

Slide 28 - Quiz

She____(go) to Japan but now she____ (come) back.
A
go / come
B
went / came
C
went / has come
D
has gone / came

Slide 29 - Quiz

Dan ____ already ____(buy) two tablets this year.
A
did bought
B
have bought
C
has buyed
D
has bought

Slide 30 - Quiz

How many games ____your team____ (win) this season?
A
did won
B
has won
C
has win
D
has winned

Slide 31 - Quiz

____you____ (visit) the CN Tower when you ____ (stay) in Toronto
A
Did you visit / stay
B
Did you visit / stayed
C
Have you visited / stayed
D
Have you visit / stayed

Slide 32 - Quiz

____ you ____(do) your homework yet? Yes I ____(finish) it an hour ago!
A
Did you do / finish
B
Did you do/ finished
C
Have you done / finished
D
Have you done / finish

Slide 33 - Quiz

There____(be) an accident in High Street, so we have to use King Street to get to your school.
A
has been
B
was
C
were
D
have been

Slide 34 - Quiz

I ____(not see) Peter since I ____(arrive) last Tuesday.
A
did not see / have arrived
B
have not seen / arrived
C
did not saw / arrived
D
have not seed / arrived

Slide 35 - Quiz

Frank ____ (get) his bike last May. So he ____ (have) it for 4 months.
A
getted / had
B
had got / had
C
got / has had
D
got / has have

Slide 36 - Quiz

I'm sorry, I ____ (not write) earlier, but I ____ (be) busy recently.
A
haven't written / have be
B
didn't write / did be
C
hasn't written / have been
D
haven't written / have been

Slide 37 - Quiz

Did you get it?  Well done!

Still find it difficult?  Look back at the information and then try the links in the next two frames (dia's!) 


Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link