YV5-TH2-BS4

Leerdoelen BS4
  1. Je kunt toelichten wat gedrag deels erfelijk bepaald is.
  2. Je kunt de dynamische relatie beschrijven tussen een organisme en zijn omgeving.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Leerdoelen BS4
  1. Je kunt toelichten wat gedrag deels erfelijk bepaald is.
  2. Je kunt de dynamische relatie beschrijven tussen een organisme en zijn omgeving.

Slide 1 - Slide

Gedrag = alle waarneembare reacties van een dier (of mens) op de omgeving.

Gedrag:
  • Aangeboren
  • Aangeleerd (BS5)

Slide 2 - Slide

factoren die rol spelen bij gedrag

Slide 3 - Slide

Wat veroorzaakt gedrag?
(motivatie)
Motivatie = de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren

De motivatie wordt bepaald door de interne prikkels en externe prikkels

Motivatie = prikkelsterkte intern + prikkelsterkte extern

Voorbeeld:
Je ziet een heel lekker ijsje (sterke externe prikkel) maar je hebt net gegeten (zwakke interne prikkel). Als het ijsje lekker genoeg lijkt is je motivatie om tot voedingsgedrag (gedragsysteem) over te gaan nog hoog genoeg om het ijsje op te eten. Een portie spruiten levert echter niet een hoog genoege motivatie op om nog te gaan eten. 
Wat betekent de zwarte lijn in deze grafiek ?

Slide 4 - Slide

Reflex
  • Simpelste vorm van gedrag
  • Een plotselinge prikkel die een automatische, onwillekeurige en steeds dezelfde reactie uitlokt.
  • Aangeboren, niet
   aangeleerd

Slide 5 - Slide

Vaste gedragsketens / gedragssystemen
  • alle individuen van een bepaalde soort vertonen in dezelfde situatie hetzelfde gedrag op dezelfde manier. Ritueel gedrag

Nestbouw, om voedsel bedelende meeuwen, zuigreflex babies, eirollen gans
  • Veroorzaakt door een sleutelprikkel.
  • Supernormale stimulus 

Aangeboren gedrag

Slide 6 - Slide

0

Slide 7 - Video

Prikkels
Gedrag wordt veroorzaakt door:
  • Inwendige (honger, dorst, voortplantingsdrang)
  • Uitwendige (temperatuur, daglengte, zwaartekracht)

  • Sleutelprikkel- prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag volgt
  • Supranormale prikkel
  • Motivatie- reactie op prikkel kan variëren

Slide 8 - Slide

Ritmische gedragspatronen
Gedragspatronen met regelmatige tussenpozen
  • Circadiaan (dag)ritme: +- 24 h
  • Getijde ritme: 2x per dag
  • Circannuaal ritme: +- per jaar

Slide 9 - Slide

Regulatie van ritmes
- Exogeen (uitwendig)
  • Licht
  • Temperatuur
  • Etc.
- Endogeen (inwendig)
  • Biologische klok
- Biologische klok synchroniseert met uitwendige prikkel
  • zeitgeber

Slide 10 - Slide

Periodieke invloeden
Interne communicatie geregeld door hormoonstelsel en zenuwstelsel. Dit beïnvloedt weer motivatie voor bepaald gedrag. Concentratie hormonen veroorzaken voortplantingsgedrag, maar daglengte beïnvloedt ook voortplantingsgedrag. 
Bij vogels krimpen geslachtorganen als hormoonspiegel afneemt.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

sleutelprikkel

Slide 13 - Slide

begrippen
sleutelprikkel 
* prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het vormen van gedrag
* door een sleutelprikkel komt erfelijk gedrag tot uiting

supranormale prikkel
* prikkel die een sterkere motivatie en grotere kans op respons opwekt
* deze respons is erfelijk bepaald en is voorspelbaar

Slide 14 - Slide

begrippen
motivatie
* bereidheid om bepaald gedrag uit te voeren, bepaalt kans op gedrag 
* hoe groter interne en/of externe prikkels, hoe groter motivatie

adequaat gedrag
* vergroot kans op overleven + vergroot fitness (aantal nakomelingen)
* wordt doorgegeven via genen en leren
* frequentie gedrag neemt toe door natuurlijke selectie

Slide 15 - Slide

Sleutelprikkels bij mensen

Slide 16 - Slide

Lees BS4
maak opgave 44 t/m 47, 48,49,50,53 en 54

Slide 17 - Slide