W20 V2

• Spaans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

¿Qué vamos a hacer hoy?

Semana 20 clase 1

• Bienvenida - 5 min
• Repaso
• Bron E
• Los números
• Quizlet/ Blooket

Doel: Aan het eind van deze les:

• heb je feedback ontvangen en kan je PO afronden
• Leer je de frases clave

¡Bienvenidos a la clase de Español!

Hoy es _______, ____________ de__________

P3/P4

Week 12: luistervaardigheid

Week 19: PO +Mondeling

Week 25/26: Methode toets + Schrijfvaardigheid                             = twee keer per week les

QUIZLET 

Oefen de voca via quizlet

H4: Link

Geen verbinding

Alle wifi vergeten en dan opnieuw verbinden 

Geen Laptop/baterij

Je schrijft de woordjes over in je schrift

wb pág 31

El verbo 'ir' (Bron D)

TB pág 37

- Betekent ‘gaan’
-De ‘v’ spreek je uit als een ‘b’

Zeggen dat je ergens naartoe gaat

ir + a + plek = gaan naar....
'a' is een voorzetsel en betekent 'naar'

voy + a + el instituto = voy al instituto

vas + a + la discoteca = ¿vas a la discoteca?

¡practicamos!

1. Mañana ___________ al instituto. (ik)

2. ¿Adónde ___________ ? (wij)

3. Mis padres ___________ a trabajar.

4. Siempre ____________ a nadar en la piscina. (jij)

5. Normalmenten, Mariana ________ con su perro.

6. ¿__________ a casa? (jullie)

Capítulo 4: ¡Vamos al instituto!

Bron E - Frases clave

                                                 ¡escuchamos!
                                                 ejercicios 15-16-17

1. ¿Vas al instituto?

2. ¿En qué curso estás?

3. Es un instituto grande?

4. ¿Quién es tu profe de geografía?

5. Tu profe de música, ¿es amable?

Los números TB pág 73

Welke getallen zijn dit?

seiscientos veintiuno

ciento doce

cuatrocientos treinta y siete

novecientos dieciocho

sesenta y ocho

quinientos cincuenta y tres

www.profedeele.es

Blooket

Ga naar: Blooket.com/play

¿Qué vamos a hacer hoy?

Semana 20 clase 2

• Bienvenida - 5 min
• Repaso - 15 min
• La Hora - 30 min
• Bron F - 30 min

Doel: Aan het eind van deze les:

• ken ik het ww ''IR''
• ken ik de kloktijden in het Spaans
• heb ik met een fragment kunnen oefenen

Repaso

Onregelmatige werkwoorden

- Ser, estar, tener, ir 

- IR + voorzetsel

ir a ...  / ir en ...
gaan naar .. / met de ... gaan

Yo

Tú

Él / ella / usted

Nosotros/-as

Vosotros/-as

Ellos / ellas / ustedes

voy

vas

va

vamos

vais

van

Voy a la escuela

1. jij gaat naar school
2. zij gaat naar school
3. ik ga naar school
4. zij gaan naar school

Vamos a clase de español

1. Wij gaan naar de Spaanse les
2. Zij gaan naar de Spaanse les
3. Jullie gaan naar de Spaanse les
4. Ik ga naar de Spaanse les

¿Vais al instituto mañana?

1. Gaan we morgen naar school?
2. Gaan jullie morgen naar school?
3. Ga je morgen naar school?
4. Gaan jullie vandaag naar school?

naar = a (voorzetsel)

Als de plaats vrouwelijk enkelvoud is: a la piscina

Als de plaats vrouwelijk meervoud is: a las piscinas

Als de plaats mannelijk enkelvoud is: al instituto 
(LET OP:  a + el bestaat niet!)

Als de plaats mannelijk meervoud is: a los institutos

Als de plaats een land, of naam van een plek is:  

vamos a España  /  voy a Nimega

A la

A las

Al

A los

A

Vrouwelijk

Mannelijk

Plaats

instituto

panadería

Centro comercial

escuela

clase

clases

Druten

Holanda

dormitorios

amigas

la hora

BEGINTAAK

¿CÓMO SE PREGUNTA Y CÓMO SE DICE LA HORA EN ESPAÑOL?

La hora (vrouwelijk)= het uur 

Vraag:

¿Qué hora es? (hoe laat is het)

Antwoord:

2- 12 uur : Son las dos, tres,...

1 uur : Es la una

Het is vijf uur

Son las cinco.

Om vijf uur

A las cinco

Let op verschil:

Hoe laat is het?

Es la una        = het is een uur

Son las dos      = het is twee uur

Son las 7 y media  = het is half acht

Son las 3 y cuarto = het is kwart over drie

Son las 5 menos cuarto = het is

kwart voor vijf

La hora

1. La hora OPDRACHT
2. La hora OPDRACHT
3. (La hora OPDRACHT)
4. (La hora OPDRACHT)

Schrijf deze 8 kloktijden in je schrift

Grote wijzer = de minuten 

kleine wijzer = het uur

Bron F TB pg 38

Doel: een lesrooster lezen en kunnen zeggen hoe laat het is

TB pg 38

Wb pg 17 t/m 19

ej 18 t/m 21

ej 20 Escuchar = samen

klaar? la hora + Voca 4.1 t/m 4.4 (WB)

Fuente F p38

Ahora ejercicio 20 => escuchar

EXIT TICKET:

1. Noem één ding dat je makkelijk vond in deze les.

2. Noem één ding dat je moeilijk vond en noem hoe je het gaat aanpakken.