MAVO 2 - Clase 5_Periodo 1: Unidad 1: Mis proyectos (09-10-2025)

Clase 5 del periodo 1
Unidad 1: Mis proyectos
¡Bienvenidos!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Clase 5 del periodo 1
Unidad 1: Mis proyectos
¡Bienvenidos!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 2 - Slide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
            El programa de hoy
            Het programma van vandaag
  • Presentarse (repaso)
  • ¡Quizlet Live!
  • Los deberes
  • El verbo ir (herhaling)
  • El verbo Gustar
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.
Presentarse (repaso)
Jezelf voorstellen (herhaling)
  1. ¿Cómo te llamas?                                Yo me llamo + naam  / Mi nombre es + naam
  2. ¿Cuántos años tienes?                       Yo tengo (getal) años.
  3. ¿Dónde vives?                                      Vivo en + stad/land
  4. ¿Cuáles son tús aficiones?                Mis aficiones son + hobby's benoemen
  5. ¿Tienes hermanos?                              Sí, tengo ..... hermanos / No, no tengo hermanos.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Mi tiempo libre
Mijn vrije tijd
Jugar al fútbol = voetballen
Jugar al baloncesto = basketballen
Leer = lezen
Escribir = schrijven
Nadar = zwemmen
Cocinar = koken
Pintar = schilderen
Dibujar = tekenen
Quedar con amigos/amigas = met vrienden afspreken
Ir de compras / tiendas = winkelen
Jugar videojuegos = videospelletjes spelen, gamen
Viajar = reizen
Caminar = wandelen
Ver series / películas = series / films kijken

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

         Los objetivos
         De lesdoelen
  • Na de les heb je de woordenschat over vrije tijd geleerd.
  • Na de les heb je het werkwoord "ir" (gaan) herhaald.
  • Na de les ken je het werkwoord gustar.
  • Na de les weet je hoe je het werkwoord gustar kan gebruiken.
  • Na de les heb je luistervaardigheid Spaans geoefend.

Slide 6 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
¡Vamos a jugar Quizlet Live!

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

¡Los deberes!
Het huiswerk
Libro de ejercicios (werkboek):
Maak Ej. 2, 4 en 5 van Lección 2 op bladzijde 12.
Leer de woorden van Unidad 1.
Herhaal het werkwoord "ir"
Bestudeer het werkwoord "gustar" (zie deze LessonUp).

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

El verbo ir (repaso)
Het werkwoord gaan (herhaling)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions


Ik ga
A
Tú vas
B
Yo voy
C
Él va
D
Ella va

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions


Jij gaat
A
Yo voy
B
Nosotros vamos
C
Ellos van
D
Tú vas

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions


U gaat
A
Él va
B
Ella va
C
Ustedes van
D
Usted va

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Wij gaan
A
Nosotros/nosotras vamos
B
Vosotros/vosotras vais
C
Ellos van
D
Ellas van

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


Jullie gaan
A
Yo voy
B
Vosotros/vosotras vais
C
Tú vas
D
Él va

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions


Zij gaan
A
Ellos/ellas van
B
Vosotros/vosotras vais
C
Tú vas
D
Ustedes van

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions


Hij gaat
A
El va
B
Él va
C
Tú vas
D
Ella va

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

El verbo ir
Het werkwoord gaan
Yo
voy
Ik
ga
vas
Jij
gaat
Él/ella/usted
va
Hij/zij/u
gaat
Nosotros/nosotras
vamos
Wij
gaan
Vosotros/vosotras
vais
Jullie
gaan
Ellos/ellas/ustedes
van
Zij
gaan

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat betekent het werkwoord "ir" in het Nederlands?

Slide 18 - Mind map

2. Voorkennis activeren
De docent activeert relevante voorkennis aan de hand van een terugblik-opdracht, waarbij eventueel een beroep op de thuistalen wordt gedaan. Op deze manier biedt de docent een kapstok om nieuwe stof te verbinden aan de eerder geleerde stof en richting te geven aan het verdere verloop van de les. Tegelijkertijd worden hiermee misconcepties van leerlingen zichtbaar gemaakt, waar de docent vervolgens gericht op in kan spelen. 
El verbo gustar
Leuk vinden / houden van

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

El verbo ir (libro de texto página 13)
Het werkwoord ir

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Gustar
Leuk vinden, mooi vinden en houden van
Ik
Yo
Me
Jij
Te
Hij/zij/u
Él/ella/usted
Le
Wij
Nosotros/nosotras
Nos
Jullie
Vosotros/vosotras
Os
Zij
Ellos/ellas/ustedes
Les

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Ejemplos
Voorbeelden
  1. Me gusta jugar al fútbol. - Ik vind voetballen leuk.
  2. Nos gusta ir a la playa. - Wij vinden het leuk om naar het strand te gaan.
  3. Javier y yo no nos gusta leer. - Javier en ik vinden lezen niet leuk.
  4. ¿Lucía le gusta nadar? - Vind Lucía zwemmen leuk?
  5. Les gustan las hamburguesas. - Zij houden van hamburgers.
  6. Maribel y tú os gusta el concierto. - Maribel en jij houden van het concert.
  7. ¿Te gustan las camisas de Zara? - Vind je de shirts van Zara mooi?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Para la próxima clase
Voor de volgende les
Libro de ejercicios (werkboek):
  • Maak Ej. 2, 4 en 5 van Lección 2 op bladzijde 12.
  • Leer de woorden van Unidad 1. 
  • Leer de werkwoorden "ir" en "gustar".
  • Maak de opdrachten van de werkwoorden "ir" en "gustar"

Slide 24 - Slide

This item has no instructions


¿Qué habéis aprendido hoy?
Wat hebben jullie vandaag geleerd?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

          ¿Qué os parece la clase?
          Wat vinden jullie van de les?

Slide 26 - Slide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner. 

          ¿Hay preguntas o dudas?
          Zijn er vragen of twijfels?
Als jullie buiten de les nog vragen hebben, stuur de docent een bericht in Somtoday of Teams.


Slide 27 - Slide

8. Afsluiting
De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag en blikt vooruit aan de hand van de JdW-planner. 

¡Hasta luego!

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions