toetsweek 1 oefenen les 2

• Frans
• Basisschool
• Middelbare school
• Groep 1

toetsweek 1 oefenen les 2

1.Est-ce que tu es présent? présente?

2. Herhalen le contraire de....

3. Meedoen met de Lesson up of zelf werken aan de proeftoets

4. Heb je deze les nog nieuwe woorden/ zinnen geleerd?

15-4-20-16-19

Het tegenovergestelde van op is onder

1. Le contraire de sous est sur.
2. Le contraire de devant est derrière
3. Le contraire de sur est sous.
4. Le contrairde de derrière est devant

Het tegenovergestelde van blij is verdrietig

1. Le contraire de triste est content
2. Le contraire de rit est pleure
3. Le contraire de pleure est rit
4. Le contraire de content est triste

Het tegenovergestelde van op is onder.

Het tegenovergestelde van hond is kat.

Il habite dans une grande maison

1. Hij woont in een groot huis.
2. Zij woont in een groot huis.
3. Zij woont in een klein huis.
4. Ik woon in een klein huis.

une grande maison rouge

1. een klein, rood huis
2. een groot, rood huis
3. een klein, groen huis
4. een groot blauw huis

een huis

Ma famille!
Qu'est-ce que tu sais?