Examentraining BK deel I

Examentraining Mavo| 1
Deel I
* Belangrijke mededelingen
* lezen van diverse soorten vragen
* Hoe antwoord je volledig op vragen?
* gebruik woordenboek en begrippen leren
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Examentraining Mavo| 1
Deel I
* Belangrijke mededelingen
* lezen van diverse soorten vragen
* Hoe antwoord je volledig op vragen?
* gebruik woordenboek en begrippen leren

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Tips voor het maken van een examen

  • Checken of we weten hoe het examen eruit gaat zien
  • Lezen van vragen
  • Antwoord geven
  • Gebruik woorden boeken en begrippen

Slide 2 - Slide

Het examen economie duurt:
A
2 uur
B
2,5 uur
C
3 uur
D
1,5 uur

Slide 3 - Quiz

Bij je economie examen mag je een woordenboek gebruiken
A
Nee, natuurlijk niet
B
Ja, een Nederlands woordenboek
C
Ja, een woordenboek Nederlands naar een andere taal
D
Ja, een NL woordenboek of een Nederlands wb naar een andere taal

Slide 4 - Quiz

De vragen van je examen mag je alleen in de voorgeschreven volgorde maken
A
Ja, je moet beginnen met vraag 1, daarna vraag 2, vraag 3 enz.
B
Ja, anders word je op je cijfer gekort
C
Nee, dat hoeft niet, de docent zoekt het wel uit
D
Nee, dat hoeft niet, als je de vragen maar duidelijk aangeeft

Slide 5 - Quiz

Welke rekenmachine neem je mee naar je examen?
A
Een ouderwetse rekenmachine zonder toeters en bellen
B
Een ouderwetse rekenmachine en evt een reserverekenmachine.
C
een grafische rekenmachine met een leeg geheugen
D
Een mobieltje met een goedgekeurde rekenmachine app

Slide 6 - Quiz

Examenonderdelen 
Consumptie
Productie & arbeid
Internationale ontwikkelingen
Overheid en bestuur
Verrijkingsstof
Wat is economie?
Produceren
Handelsbalans
De overheid als producent
Oorzaken en gevolgen inflatie
Geld & inkomens
Opbrengsten/kosten bedrijf
Nederland en internationale handel
Overheid en particuliere sector
Economische stelsels
Budgetteren
Ondernemingsvormen
Internationale arbeidsverdeling
De overheid als werkgever
Markten + marktvormen
Consumentengedrag
Concurrentie & samenwerking
De EU
Inkomsten + uitgaven overheid
Consumentenbescherming
Arbeidsproductiviteit en arbeidsverdeling
Ontwikkelingslanden
Vormen van sociale zekerheid
Valuta
Arbeidsmarkt
Sparen/lenen
Werkgelegenheid
Verzekeren
AO en CAO
Huren/kopen huis
Maatsch. verantwoord ondernemen

Slide 7 - Slide

Lezen van vragen

Slide 8 - Slide

Lezen / beantwoorden van vragen
1. lees de vraag eerst 1 x helemaal door en neem je tijd
2. Lees nog een keer en onderstreep wat belangrijk is
3. Bekijk welke studiewoorden je herkent. Wat betekenen ze?
4. Vraag je af wat er eigenlijk gevraagd wordt?
5. Geef antwoord op de vraag 
6. CHECK: kijk of je antwoord wel aansluit op de daadwerkelijke vraag

Slide 9 - Slide

gesloten vragen
Gesloten vraag= Een vraag waar je alleen ja of nee kan antwoorden of waar je slechts een paar antwoord mogelijkheden krijgt.  Kruis dan aan wat je antwoord is

LET op:  kijk goed naar de vraagstelling of er 1 of meerdere antwoorden mogelijk zijn!!

VB 1:  Welke tips die hieronder staan vind jij het beste?    (meerdere antwoorden mogelijk)

VB2: Welke p van de marketinginstrumenten herken jij in het krantenbericht? (enkelvoud)

Slide 10 - Slide

open vragen
Open vraag= Op een open vraag geef je je eigen antwoord. Leg je antwoord zo goed mogelijk uit en onderbouw je antwoord met termen die je geleerd hebt of met een berekening

LET op:  kijk goed naar de vraag. Staat er:  Bereken / Leg uit / Geef een argument voor of tegen...  dan moet je dat ook doen!!  Een woord als antwoord is dan niet genoeg

VB 1:  Bereken het verschil in lengte tussen Sandra (1.78m) en Jos (1,89m).

VB2: Leg uit waarom Ahmed liever een vaste baan heeft dan een tijdelijk contract.

VB3: Geef een argument voor het aanleggen van een zebrapad op de Langewijk

Slide 11 - Slide

Meerkeuze vragen
Meerkeuze vraag / multiple choice = Bij deze vraag staan meerdere antwoorden gegeven en je kiest het goede antwoord door die te omcirkelen of op te schrijven.

1. Lees de vraag goed en leg je hand op de antwoorden
2. Laat je hand op de antwoorden liggen en bedenk wat jou antwoord is zonder de opties te bekijken.
3. Staat jouw antwoord tussen de mogelijkheden dan is dat vast het goede antwoord
4. Staat het antwoord er niet tussen streep dan weg wat het sowieso niet is

LET op:  kijk goed of er een of meerdere antwoorden juist zijn! Dit zie je aan de vraagstelling (welk / welke  , is / zijn)

Slide 12 - Slide

Strategie oefenen
 Tim en Tom zijn benieuwd hoe inflatie kan ontstaan. Zij vragen het aan hun vader. Hij legt uit dat inflatie verschillende  oorzaken kan hebben.
-->  Noem twee oorzaken van het ontstaan van inflatie.
Hoe beantwoord je een vraag:
Werkwoord + onderwerp vraag + voorwaarden
  • Noem + ontstaan inflatie + 2x


Slide 13 - Slide

Willem: “Ja, ik begrijp je boosheid wel. Het rendement van 4% waarmee
de Belastingdienst rekent, is hoger dan de rente op je spaarrekening. Je
hebt dit jaar maar 1,05% rente ontvangen op je spaarrekening, terwijl de
inflatie dit jaar uitkomt op 1,4%.”
--> Bereken in twee decimalen het reële rentepercentage op de
spaarrekening van Paul. Schrijf je berekening op.

Werkwoord + onderwerp + voorwaarden
  • bereken + reële rentepercentage + twee decimalen & berekening


Slide 14 - Slide

Inzichtsvraag
Een lager rentepercentage stimuleert de economie, maar kan ook leiden tot hogere inflatie.
--> Leg uit in twee stappen dat een lager rentepercentage kan leiden tot een hogere inflatie.

Werkwoord + onderwerp + voorwaarden
  • uitleggen + lage rente & hoge inlatie + twee stappen

Slide 15 - Slide

Examenonderdelen 
Consumptie
Productie & arbeid
Internationale ontwikkelingen
Overheid en bestuur
Verrijkingsstof
Wat is economie?
Produceren
Handelsbalans
De overheid als producent
Oorzaken en gevolgen inflatie
Geld & inkomens
Opbrengsten/kosten bedrijf
Nederland en internationale handel
Overheid en particuliere sector
Economische stelsels
Budgetteren
Ondernemingsvormen
Internationale arbeidsverdeling
De overheid als werkgever
Markten + marktvormen
Consumentengedrag
Concurrentie & samenwerking
De EU
Inkomsten + uitgaven overheid
Consumentenbescherming
Arbeidsproductiviteit en arbeidsverdeling
Ontwikkelingslanden
Vormen van sociale zekerheid
Valuta
Arbeidsmarkt
Sparen/lenen
Werkgelegenheid
Verzekeren
AO en CAO
Huren/kopen huis
Maatsch. verantwoord ondernemen

Slide 16 - Slide




Bekijk de volgende dia. 
Wat staat er?

Slide 17 - Slide

De Singaporetest - 70 % 
We moeten -, zei een - uit Singapore tegen -. We hebben geen - meer. Singapore is maar een klein - met een sterk - -.
We - met zo’n - dat we niet anders kunnen. - - ik - een huis met een - aan beide
-, het - er -. Voor de - mensen is dit nog steeds de - - van -, maar dat is een niet meer te - -
geworden.

Slide 18 - Slide




Kan je het nu lezen?

Slide 19 - Slide

De Singaporetest - 80 % 
We moeten -, zei een -uit Singapore tegen me. We hebben geen -meer. Singapore is maar een
klein - met een sterk groeiende bevolking. We - met zo n -dat we niet anders kunnen. --ik - een
huis met een -aan beide -, het liefst er -. Voor de meeste mensen is dit nog steeds de - wijze van
wonen, maar dat is een niet meer te - -geworden

Slide 20 - Slide




En nu?

Slide 21 - Slide

De Singaporetest - 90 % 
We moeten omhoog, zei een -uit Singapore tegen me. We hebben geen -meer. Singapore is maar
een klein eiland met een sterk groeiende bevolking. We -met zo n ruimtegebrek dat we niet
anders kunnen. --ik iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het liefst er -. Voor de -
mensen is dit nog steeds de ideale manier van wonen, maar dat is een niet meer te --geworden.

Slide 22 - Slide




Dit is de volledige tekst. 

Slide 23 - Slide

De Singaporetest - 100 % 
We moeten omhoog, zei een architect uit Singapore tegen me. We hebben geen ruimte meer. Singapore is maar een klein eiland met een sterk groeiende bevolking. We kampen met zo'n ruimtegebrek dat we niet anders kunnen. Net zoals ik wil iedereen een huis met een tuin aan beide zijden, het liefst er omheen. Voor de meeste mensen is dit nog steeds de ideale manier van wonen, maar dat is een niet meer te realiseren droom geworden.

Slide 24 - Slide




Conclusie?
Wanneer je enkele woorden in de tekst niet kent (begrijpt), dan wordt het soms bijna onmogelijk om de vraag (goed) te beantwoorden. 

Slide 25 - Slide

  • Theorie:
  1. Woordjes leren / voorbeelden bedenken / ezelsbrug
  2. Samenvatting maken
  3. Opgaven opnieuw maken (boek of online)

  • Berekeningen 
  1. Formules leren en begrijpen
  2. Rekenopgaven opnieuw maken (boek of online)

  • Oude examens maken
  1. Antwoorden controleren
  2. Aan de slag met moeilijke onderdelen

Slide 26 - Slide