De Oorzaken van de Eerste Wereldoorlog

De Oorzaken van de Eerste Wereldoorlog

Leerdoel

Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat de oorzaken waren van de Eerste Wereldoorlog.

Vertel de leerlingen bij aanvang van de les wat het leerdoel is.

Wat weet je al over de Eerste Wereldoorlog?

Nationale Trots

Landen wilden de grootste en sterkste zijn in Europa en dit leidde tot spanningen.

Leg uit wat 'nationale trots' betekent en vraag of de leerlingen voorbeelden kunnen noemen van landen die toen sterk waren.

Wapenwedloop

Landen investeerden in het leger en wapens om zichzelf te beschermen en dit zorgde voor angst en wantrouwen.

Vraag de leerlingen of ze weten wat een 'wapenwedloop' is en of ze kunnen vertellen hoe dit kan leiden tot oorlog.

Allianties

Landen sloten bondgenootschappen om elkaar te beschermen en bij te staan in een oorlog.

Leg uit wat 'allianties' betekent en vraag of de leerlingen kunnen vertellen welke landen bondgenoten waren in de Eerste Wereldoorlog.

Moord op Franz Ferdinand

In 1914 werd de Oostenrijkse kroonprins Franz Ferdinand vermoord door een Servische nationalist. Dit was de directe aanleiding tot de oorlog.

Vraag aan de leerlingen of ze weten wat een 'nationalist' is en of ze kunnen vertellen waarom de moord op Franz Ferdinand zo'n impact had.

Militarisme

Er was sprake van een cultuur waarin militairen gezien werden als helden en het leger als belangrijkste onderdeel van de samenleving.

Vraag aan de leerlingen of ze weten wat 'militarisme' is en waarom dit kan leiden tot oorlog.

Imperialisme

Europese landen hadden koloniën over de hele wereld en wilden deze uitbreiden. Dit zorgde voor conflicten tussen landen.

Leg uit wat 'imperialisme' betekent en vraag of de leerlingen voorbeelden kunnen noemen van Europese koloniën.

Samenvatting

De oorzaken van de Eerste Wereldoorlog waren nationale trots, wapenwedloop, allianties, moord op Franz Ferdinand, militarisme en imperialisme.

Vat samen wat de belangrijkste oorzaken waren en vraag of de leerlingen nog vragen hebben.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.