Les 2

Jeugd en Opvoedhulp
Les 2 - Leerjaar 2 -  Periode 3/4 - Signalen kindermishandeling en huiselijk geweld.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Maatschappelijke zorgMBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Jeugd en Opvoedhulp
Les 2 - Leerjaar 2 -  Periode 3/4 - Signalen kindermishandeling en huiselijk geweld.

Slide 1 - Slide

Planning komende periode
Les 1/ 6 april: Kennismaking onderwerp kindermishandeling en huiselijk geweld.
Les 2/ 20 april: Signalen kindermishandeling en huiselijk geweld.
Les 3/ 12 mei: Risicofactoren kindermishandeling en huiselijk geweld.
Les 4/ 19 mei: Vrije dag na Hemelvaart
Les 5/ 26 mei: Examen gesprekken 1ste ronde
Les 6/ 2 juni: Examen gesprekken 2de ronde
Les 7/ 9 juni: Examen gesprekken 3de ronde
Les 8/ 16 juni: Examen gesprekken 4de ronde
Les 9/ 23 juni: Examen gesprekken 5de ronde



Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Je benoemt de signalen van kindermishandeling en huiselijkgeweld.


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Terugblik vorige les
  • Theorie
  • Video 'Fatale liefde'
  • Tijd voor voorbereiding examen
  • Afsluiting

Slide 5 - Slide

Terugblik
Welke vormen van kindermishandeling kan je nog benoemen?
Wat is ook alweer de Kindcheck? 

Slide 6 - Slide

Hoe herken ik seksueel misbruik, lichamelijke of geestelijke mishandeling?

Welke zie je in het volgende filmpje?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Hoe ziet het kind eruit?
  • Heeft vaak buikpijn, hoofdpijn of valt flauw.
  • Komt aan in gewicht of valt juist af.
  • Ziet er moe uit.
  • Is vaak of lang ziek.
  • Heeft vieze haren of een slecht verzorgd gebit.
  • Heeft blauwe plekken, wonden of littekens.
  • Draagt vieze of kapotte kleding en schoenen.

Slide 9 - Slide

Hoe gaat het kind om met anderen?
  • Leeft in ‘een eigen wereldje’.
  • Wil veel aandacht of is bang om alleen te zijn.
  • Neemt geen vriendjes mee naar huis.
  • Is bang voor bepaalde plekken of mensen.
  • Wil niet aangeraakt worden.
  • Kijkt weg bij oogcontact.

Slide 10 - Slide

In welke situaties komt het kind terecht?
  • Kan (ineens) niet (meer) meekomen met leeftijdsgenoten.
  • Is vaak te laat op school of zelfs afwezig.
  • Voert taken uit die niet bij de leeftijd passen.
  • Is vaak alleen.
  • Heeft honger, ontbijt niet of neemt geen lunch mee.

Slide 11 - Slide

Hoe gedraagt het kind zich?
  • Is snel afgeleid.
  • Is overdreven druk of juist overdreven rustig.
  • Gaat vaak tegen de regels of volwassenen in.
  • Is vaak overdreven vroeg of blijft lang rondhangen op school.
  • Zegt negatieve dingen over zichzelf, anderen of de wereld.
  • Speelt gewelddadige of seksuele situaties na.
  • Wordt snel boos en gaat dan slaan, schoppen of bijten.
  • Steelt of maakt spullen stuk.
  • Gebruikt alcohol of drugs.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Herken signalen bij de volwassene
De signalen zijn niet altijd even duidelijk. 

Slide 14 - Slide

Hoe gaat de volwassene met het kind om?
  • Klaagt over het kind.
  • Troost het kind niet.
  • Houdt het kind vaak thuis.
  • Geeft het kind zoveel regels dat het weinig mag.
  • Geeft het kind taken die niet bij de leeftijd passen.
  • Schreeuwt tegen het kind.
  • Scheldt het kind uit.
  • Raakt het kind op een harde manier aan.
  • Slaat, schopt of duwt het kind wanneer er iets aan de hand is.

Slide 15 - Slide

Hoe zit de volwassene in z’n vel?
  • Zegt dat hij of zij het kind niet aankan.
  • Doet alsof het hem of haar niet uitmaakt hoe het met het kind gaat.
  • Zegt negatieve dingen over zichzelf, anderen of de wereld.
  • Heeft verantwoordelijkheid voor het kind én gebruikt drank en drugs.

Slide 16 - Slide

Hoe gaat het in het gezin?
  • Heeft weinig contact met anderen of andere gezinnen.
  • Er is vaak ruzie thuis.
  • Gezinsleden worden vaak ziekgemeld of zijn ziek.
  • Is vaak verhuisd of verhuist vaak met het gezin.

Slide 17 - Slide

Hoe gaat de volwassene met anderen om?
  • Komt afspraken niet na.
  • Praat liever niet met leraren of begeleiders.
  • Gaat tegen adviezen van school of andere organisaties in.
  • Heeft vaak contact met hulporganisaties.
  • Gaat steeds naar andere dokters en ziekenhuizen.
  • Zegt nee tegen medische of geestelijke hulp voor het kind.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Afsluiting

Wat vond je van de les?

Heb je nog vragen?

Wat neem je mee naar volgende week?

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Video

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link