Verbranding en ademhaling herhalingsles HAVO 2

Verbranding en ademhaling
herhaling les 
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verbranding en ademhaling
herhaling les 

Slide 1 - Slide

Verbranding 
  • Voor verbranding is er brandstof nodig. 

  •  Bij verbranding verdwijnt de brandstof en ontstaan er       verbrandingsproducten.

  • Een indicator is een stof waarmee je een andere stof kunt aantonen.

Slide 2 - Slide

Verbranding
 In je lichaam vind verbranding plaats, dit zodat er energie ontstaat die je kunt gebruiken.

 Voor verbranding is altijd zuurstof (O2) nodig.

 Bij verbranding ontstaat altijd water en koolstofdioxide (CO2).

Slide 3 - Slide

Wat is de brandstof voor een verbrandingsreactie van de mens?
A
Zuurstof + glucose
B
Brood en cola
C
Koolstofdioxide + water
D
Kaarsvet + zuurstof

Slide 4 - Quiz

Ingeademde lucht vs uitgeademde lucht
  •  Lucht bestaat uit verschillende gassen, vooral uit stikstof en zuurstof.

  •  Ingeademde lucht bevat veel meer zuurstof dan uitgeademde lucht.
 

Slide 5 - Slide

Hoezo is uitgeademde lucht anders dan ingeademde lucht?

Slide 6 - Open question

Verbranding in het lichaam
  • Alle levende organismen doen aan verbranding, zonder verbranding gaat een cel dood.

  •  De energie de vrijkomt wordt gebruikt voor in de processen in de cel 

  • Voor de verbranding in je lichaam is brandstof nodig. De meest gebruikte brandstof is glucose.

  •  Als verbranding heeft plaatsgevonden komt energie vrij.

Slide 7 - Slide

Warm en koudbloedig
  • Koudbloedige dieren hebben een lichaamstemperatuur gelijk aan hun leefomgeving.


  •  Bij warmbloedige dieren is de lichaamstemperatuur altijd gelijk. 

Slide 8 - Slide

Wat zijn verbrandingsproducten?

Slide 9 - Open question

Rib ademhaling (borstademhaling)
 De ribben zitten aan de wervelkolom en borstbeen vast door gewrichten en kraakbeen.
 Hierdoor kunnen de ribben bewegen.

 Inademen:  ribben + borstbeen omhoog = borstholte wordt groter.

 Uitademen: ribben + borstbeen omlaag = borstholte wordt kleiner.






Slide 10 - Slide

Inademen:
Ribben + borstbeen omhoog 
Borstholte wordt groter
1
2
3

Slide 11 - Drag question

Middenrifademhaling (Buikademhaling)
  • Bij buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand.

  •  Het middenrif is een stevig gespierd vlies dat de romp verdeelt in de borstholte en buikholte.

  •  Deze kan omhoog en omlaag bewegen.






Slide 12 - Slide

Middenrifademhaling (buikademhaling)
 Inademen: middenrif omlaag + buikholte kleiner = borstholte wordt groter.

 uitademen: middenrif omhoog + buikholte normaal = borstholte wordt kleiner.

Slide 13 - Slide

Midddenrif gaat omlaag

Uitademen
Inademen
Middenrif gaat omhoog

Slide 14 - Drag question

Ademhalingsstelsel
1. Lucht inademen door de neus of mondholte naar de keelholte.

2.  Langs het strottenhoofd naar de luchtpijp.

3. De luchtpijp vertakt in 2 bronchiën.

4. De bronchiën vertakken in luchtpijptakjes.

5.  Aan het uiteinde van de luchtpijptakjes zitten de longblaasjes.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

mondholte en neusholte
keelholte
 strottenhoofd en luchtpijp
twee bronchiën 
luchtpijptakjes 
longblaasjes
1
2
3
4
6
5

Slide 17 - Drag question

Tekenregels
  • Maak grote tekeningen.
  •  Gebruik een scherp potlood.
  •  Niet schetsen! Alleen scherpe lijnen.
  •  Teken alleen wat je echt ziet en in verhouding.

Slide 18 - Slide

Waar of niet waar?
Je mag kleuren op een schematische tekening
A
Waar
B
Niet waar
C
..
D
..

Slide 19 - Quiz

Neusholte 
  • Dit slijm maakt de neus en ingeademde lucht vochtig.

  •  De ingeademde lucht wordt verwarmd door de bloedvaten die in het neusslijmvlies zitten.

  •  Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.

  •  Neusslijmvlies de kleine stofdeeltjes tegen.

  •  In het neusslijmvlies liggen trilhaarcellen, deze verplaatsen slijm naar de keelholte.

Slide 20 - Slide

Samengevat
  •  Neusslijmvlies maakt de ingeademde lucht:
 Vochtig, warm en filtert kleine stofdeeltjes.
  •  En de trilhaarcellen in het neusslijmvlies verplaatsen het slijm naar de keelholte.

Slide 21 - Slide

Eten en ademhalen
  • Tussen de keelholte en luchtpijp = strottenhoofd, hierin liggen de stembanden.
  •  Hier kruist de weg die het voedsel aflegt ook de weg die de lucht aflegt.
 
Ademhalen = alle wegen naar het kruispunt open: Neusholte, luchtpijp naar de longen
 
Eten = de huig sluit de neusholte af en het strottenklepje de luchtpijp.

Slide 22 - Slide

Wanneer je eet zijn er 2 wegen van het kruispunt gesloten, welke 2?

Slide 23 - Open question

Luchtpijp
  • De luchtpijp is een holle buis die aansluit aan het strottenhoofd.

  •  De wand van de luchtpijp heeft kraakbeenringen.

  •  De luchtpijp splitst in twee takken --> de bronchiën

Slide 24 - Slide

Bronchiën 
  •  De bronchiën vertakken in steeds kleinere luchtpijptakjes.

  •  De luchtpijptakjes bevatten geen ringen meer maar spiertjes.

  •  De wand is bekleed met slijmvlies met trilhaarcellen.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Wat is de functie van de trilhaarcellen in de luchtpijp en bronchiën?
A
Stevigheid
B
Het verplaatsen van stofdeeltjes en bacteriën
C
Verwarming van de lucht
D
Filteren

Slide 27 - Quiz

Longblaasjes
  • Deze zijn omgeven door een netwerk van longhaarvaten.

  •  De wanden van longhaarvaten en longblaasjes zijn erg dun.

  • Door de dunne wanden en het grote  oppervlak kan de gaswisseling tussen de lucht in de longblaasjes en het bloed in de longhaarvaten snel plaatsvinden.



Slide 28 - Slide

Welk proces vindt plaats in de longblaasjes?

Slide 29 - Open question

Gaswisseling
  •  Bloed dat naar de longblaasjes toestroomt is zuurstofarm en CO2 rijk

  •  Bloed dat van de longblaasjes wegstroomt is zuurstofrijk en CO2 arm

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Astma
  • Chronische longziekte.

  •  Plotselinge benauwdheid = astma aanval.

  •  Door prikkels zoals spanning, stress of stoffen in de lucht.

  •  Gevoel van stikken.

  •  In de luchtpijptakjes bevinden zich spiertjes, deze trekken bij een aanval samen.

  •  De luchtwegen worden hierdoor nauwer en ademen wordt lastiger.

Slide 32 - Slide

Wat gebeurd er bij een astma aanval
A
Benauwdheid
B
De bronchiën gaan dicht
C
De spiertjes om de luchtpijptakjes trekken samen
D
De longblaasjes beschadigen

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Video

COPD
  • Chronische ontsteking van de luchtwegen.
  •  Vooral veroorzaakt door roken maar kan ook door erfelijke ziekte.
  •  Binnenkant van de luchtwegen is bedekt met slijmvlies.
  •  Tabaksrook veroorzaakt ontstekingen, waarbij het slijmvlies opzwelt en meer slijm vormt.
  •  Ook kunnen de longblaasjes beschadigen = Longemfyseem

Slide 35 - Slide

Hooikoorts
  • Windbloemen produceren veel lichte stuifmeelkorrels.

  •  In het voorjaar en zomer zit de lucht vol met  stuifmeelkorrels.

  •  Deze adem je in en blijven kleven op het slijmvlies.

  •  Sommige mensen kunnen hier niet tegen.

  •  Branderig, jeukend gevoel in de neus, keel en ogen =  hooikoorts.

Slide 36 - Slide

Allergie 
  • Allergie = overgevoelig voor bepaalde stoffen.

  •  Krijg je deze stoffen binnen dan krijg je een --> allergische reactie.

  •  Symptomen zijn branderig gevoel, jeuk, ontstekingen en bultjes.

Slide 37 - Slide

Roken
  • Rook van tabak is een mengsel van gassen en fijne teerdruppeltjes.

  •  4000 stoffen, minstens 40 kankerverwekkend.

  •  Nicotine zorgt voor een lichamelijke en mentale verslaving.

  •  Trilhaarcellen raken beschadigd waardoor slijm minder goed wordt afgevoerd

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Veroorzaakt longkanker
Slechte conditie 
Verslavend prikkelt  beloningssensor 
Koolstofmonoxide 
Nicotine 
Teer

Slide 40 - Drag question

Ademhaling bij organismen
  • Alle organismen nemen stoffen uit hun milieu op en geven stoffen aan hun milieu af.

  •  Bij eencellige organismen vindt ademhaling plaats via het celmembraan.

  •  Zij hebben dus geen speciale ademhalingsorganen.

  •  Dieren die uit veel cellen bestaan hebben een te groot lichaamsoppervlak om voldoende zuurstof op te nemen.

  •  Bij veel dieren is de huid ondoorlaatbaar.

Slide 41 - Slide

Ademhaling bij insecten
  • Sterk vertakte buisjes in het lichaam van een insect.

  •  Via openingen komt lucht in het tracheeënstelsel.

  •  De kleine vertakkingen van de tracheeën eindigen overal in het lichaam.

  •  Alle vertakkingen samen hebben een groot oppervlakte zodat gaswisseling snel plaatsvindt.

  •  Stigma’s vooral in het achterlijf, en maken een pompende beweging om het lucht in de tracheeën te verversen

Slide 42 - Slide

Hoe heten de openingen in het lichaam van een insect om lucht te verversen?

Slide 43 - Open question

Vitale capaciteit
  • De hoeveelheid lucht bij in – en uitademen verschilt.

  • Volwassen persoon die normaal ademhaalt: 0,5 L ingeademd = ademvolume

  •  Ongv 150 ml komt niet verder dan de bronchiën, luchtpijp, keel of neusholte = dode ruimte

  •  De lucht in de dode ruimte doet niet mee aan de gaswisseling in de longblaasjes.

  • Opdracht 33 in WB oefenen voor vitale capaciteit 

Slide 44 - Slide

In - en uitademen
  • Door heel diep in te ademen kan een volwassenen nog 3L extra lucht inademen.
  •  En heel diep uitademen wel 1,5L extra lucht uitademen.

  •  De maximale lucht die in en uitgeademd kan worden is per ademhaling is = Vitale capaciteit

  •  Er blijft altijd lucht achter in de longen ongeveer dus 1,5L dit noem je          = Restvolume

Slide 45 - Slide

De maximale lucht die in en uitgeademd kan worden is per ademhaling is
A
Restvolume
B
Dode ruimte
C
Ademvolume
D
Vitale capaciteit

Slide 46 - Quiz

Er blijft altijd lucht achter in de longen ongeveer dus 1,5L dit noem je
A
Vitale capaciteit
B
Ademvolume
C
Restvolume
D
Dode ruimte

Slide 47 - Quiz

Hoeveel ML lucht blijft er altijd in de dode ruimte zitten

Slide 48 - Open question

Er blijft altijd lucht achter in de longen --> Restvolume hoeveel L is dit

Slide 49 - Open question

Hoe was deze werkvorm?

😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll