Persoonlijke voornaamwoorden + Avoir + être + lidwoord

Herhaling grammaire
Persoonlijk voornaamwoorden, Avoir, Lidwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Herhaling grammaire
Persoonlijk voornaamwoorden, Avoir, Lidwoorden

Slide 1 - Slide

Les buts
Aan het eind van deze les ken ik de persoonlijke vnw, kan ik het werkwoord avoir vervoegen en kan ik de lidwoorden toepassen. 

Slide 2 - Slide

Wat weten jullie nog van avoir?
Avoir

Slide 3 - Mind map

AVOIR ( = hebben)
Vervoeging van "avoir" met vertaling :

Slide 4 - Slide

Vul de juiste vorm van avoir in:
Elle ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Nous ________ (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 6 - Quiz

avoir
je
A
je ai
B
j'ai
C
je suis
D
je fais

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Vous ________ (avoir)
A
avez
B
as
C
ont
D
avons

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm van avoir in:
Ils ________ (avoir)
A
ai
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 9 - Quiz

Test
            Welke lidwoorden zijn er in het Frans?
lidwoorden (FR)

Slide 10 - Mind map

Lidwoorden
mannelijk
vrouwelijk
meervoud
De/het
le
la
les
l’
l’
Een
un
une
des

Slide 11 - Slide

Lidwoorden staan voor...
A
zelfstandige naamwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een vrouwelijk woord?
A
le/un
B
la/une
C
les/des

Slide 13 - Quiz

Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een woord in het meervoud?
A
le/un
B
la/une
C
les/des

Slide 14 - Quiz

Lidwoorden: welke lidwoorden krijg je bij een mannelijk woord?
A
le/un
B
la/une
C
les/des

Slide 15 - Quiz

Un = een lidwoord. Welk lidwoord is ook mannelijk enkelvoud?
A
la
B
le
C
les
D
un

Slide 16 - Quiz

Kies uit: le, la,l' of les
J'ai un ordinateur. _____ ordinateur est beau
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 17 - Quiz

Kies uit: le, la,l' of les
C'est un ami. _____ ami est beau
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 18 - Quiz

Kies uit: le, la, l' of les
C'est une piscine. ______ piscine est bleue
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 19 - Quiz

Les devoirs
Tâche guirlande inleveren op 12 oktober

Slide 20 - Slide