H5.1

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

IJsbreker

Pak je laptop en je boek!

De afspraken

Taalfuncties

Lekker of niet lekker?

Hoe zwaar is …?

Een cola, graag

Grammatica

Werkwoorden: moeten, kunnen, willen, mogen

Mij, jou, u

Begrippen

Een kilo

Eerst, dan, daarna

Lettergrepen

De volgende KLANKEN worden geoefend: /o/, /a/, /au/, /u/, /uu/, /j/.

De doelen van de les: 

Vind je dat nou echt lekker?

                eet smakelijk

lekker          heerlijk         ik houd van

vies              niet lekker

de smaak - zoet, zout, zuur, bitter

De doelen van de les: 

Vind je dat nou echt lekker?

Wat eten mensen in jouw land?

Ik houd het meest van.....

zoet

zout

lekker eten

niet lekker

Wat is een typisch Nederlands ontbijt?

1. Brood met kaas en hagelslag
2. Pizza met champignons
3. Sushi met sojasaus
4. Pasta met tomatensaus

Wat is een bekend Nederlands lunchgerecht?

1. Sushi met wasabi
2. Burrito met bonen
3. Broodje kroket
4. Pizza met pepperoni

Wat is een populaire Nederlandse snack?

1. Falafel met hummus
2. Springrolls met chilisaus
3. Nachos met guacamole
4. Bitterballen

Noteer de ingredienten hier

Huiswerk: 

Maak de online opdrachten.

Lees de les nog een keer door.

Maak de opdrachten af.

IJsbreker

Opdracht

Maak de opdrachten op p. 115 en 116

Ik vind .... heerlijk.                     Ik hou van ...

Ik vind ... lekker.

Ik vind ... niet lekker.                Ik hou niet van..

Ik vind ... vies.

oefenen

Vind je dat nou echt lekker?

Waar hou je van?

Wat vind je lekker?

Ik lust graag couscous

Ik hou van couscous

Ik vind couscous lekker.

Ik vind couscous heel erg lekker.

Waar hou je niet van?

Wat vind je niet lekker?

Ik lust geen hamburgers.

Ik hou niet van hamburgers.

Ik vind hamburgers niet lekker.

Ik vind hamburgers helemaal niet lekker.

Opdracht vergrotende/overtreffende trap

Onderstreep het juiste antwoord

1. Ik vind hagelslag lekkerder/lekkerst dan pindakaas

2. Koekjes zijn zoeter/zoetst dan brood.

3. Mijn broer is veel grappiger/grappigst dan ik.

4. Ik werk één dag minder/minst dan mijn partner.

5. Hoe leer jij het beter/best, uit het boek of op de computer?

6. Welk land vind jij het mooier/mooist?

Hoofdstuk 1 - les 2

Ik vind ... 

Ik vind koffie lekker. 

Ik vind koffie niet lekker. 

Ik vind koffie lekkerder dan thee. 

Ik vond koffie niet lekker, maar nu wel. 

Opdrachten

Luister naar de uitleg!

Maak de vragen op p. 115

Maak alle opdrachten van les 01 online (deze moeten vandaag af zijn)

Klaar? Maak dan de opdrachten op p. 118 tot 121