DI 13-5 sterke en zwakke werkwoorden

STERKE WERKWOORDEN
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

STERKE WERKWOORDEN

Slide 1 - Slide

Terugblik - sterke werkwoorden

Slide 2 - Slide

Welke soorten werkwoorden heb je in het Duits?
  • zwakke werkwoorden  >  regelmatig
     (bijv. spielen, reden, antworten, atmen)
  • sterke werkwoorden  >  lopen- liep 
     (bijv. fahren, kommen, lesen)
  • onregelmatige werkwoorden, o.a.
     - haben, sein, werden
     - modale werkwoorden

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden?
A
sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, zwakke niet.
B
zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klinker, sterke niet.

Slide 4 - Quiz

Sterke werkwoorden
  • Klinkerwisseling
  • Nederlands sterk > Duits meestal ook sterk
  • Je kan een lijst  leren


Slide 5 - Slide

Sterke werkwoorden
t.t.
v.t.
volt. dw.
rijden
reed
gereden
fahren
fuhr
gefahren
slapen
sliep
geslapen
schlafen
schlief
geschlafen

Slide 6 - Slide

Sterke werkwoorden:                                 e/i- Wechsel en a/ä- Wechsel 
Bij sterke werkwoorden kan de klinker bij de du en er/sie/es vorm in de tegenwoordige tijd veranderen
e/i- Wechsel
korte e |  lange e
ich 
du 
er/sie/es 
wir
ihr 
sie/Sie
a/ä- Wechsel
esse 
isst 
isst
essen 
esst
essen
sehe
siehst
sieht
sehen
seht
sehen
fahre
fährst
fährt
fahren 
fahrt
fahren

Slide 7 - Slide

Sterke werkwoorden

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Bij sterke werkwoorden met een a-klank verandert
A
a ->ä
B
a-> i
C
er verandert niets

Slide 10 - Quiz

Wat is de goede vervoeging?
Du
A
fahrst
B
fährt
C
fährest
D
fährst

Slide 11 - Quiz

Vul de goede vervoeging in.
Er
A
fallt
B
fält
C
fällt
D
vällt

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in:
Usain ....... sehr schnell.
A
lauft
B
läuft
C
löp
D
läufst

Slide 13 - Quiz

E/i-Wechsel

De 'e' verandert bij du & er/sie/es in een i of in ie.

* werkwoorden met een korte e (helfen) -> i
* werkwoorden met een lange e (sehen) -> ie

Slide 14 - Slide

Bij sterke werkwoorden met een korte e-klank in de stam:
A
e->ie
B
e-> ee
C
e->i

Slide 15 - Quiz

Bij sterke werkwoorden verandert met een lange e-klank:
A
e->i
B
e->ie
C
e->ee
D
er verandert niets

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in.
Mein Onkel .......... gut Deutsch
A
sprecht
B
spriecht
C
spreekt
D
spricht

Slide 17 - Quiz

Du ........... jetzt mein Gesicht.
A
sehst
B
siehst
C
siehts
D
sieht

Slide 18 - Quiz

Du ......... mir ein Geschenk.
A
gebst
B
gibst
C
gibt

Slide 19 - Quiz

Meine Tante ........... uns mit.
A
nimmt
B
nihmt
C
nehmt
D
nimt

Slide 20 - Quiz

Bij welke 3 sterke werkwoorden met een 'e' in de stam vindt er geen e/i- wissel plaats?
A
sehen, geben, bewegen
B
stehen, lesen, gehen
C
stehen, gehen, bewegen
D
gehen, sehen, geben

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Sterke werkwoorden:                                 e/i- Wechsel en a/ä- Wechsel 
Bij sterke werkwoorden kan de klinker bij de du en er/sie/es vorm in de tegenwoordige tijd veranderen
e/i- Wechsel
ich 
du 
er/sie/es 
wir
ihr 
sie/Sie
a/ä- Wechsel
esse 
isst 
isst
essen 
esst
essen
sehe
siehst
sieht
sehen
seht
sehen
fahre
fährst
fährt
fahren 
fahrt
fahren

Slide 23 - Slide

Bij een korte e klank verandert de klinker naar.....
A
ie
B
i

Slide 24 - Quiz

De a klinker wordt een....
A
ü
B
ä
C
ö
D
ie

Slide 25 - Quiz

Bij welke twee vormen verandert de klinker?
A
du en er/sie/es
B
du en wir
C
er/sie/es en ihr
D
wir en er/sie/es

Slide 26 - Quiz

Bij een lange e klank verandert de klinker naar......
A
ie
B
i

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

An die Arbeit!

Slide 29 - Slide

An die Arbeit!
Was?
Kapitel 4 Lektion 4
Aufgabe 8
Kapitel 4 Lektion 5
Aufgabe 1
Wie?
individuell, digital
Wie lange?
15 Minuten
Hilfe?
Schau dir noch einmal die Grammatikregel sterke werkwoorden an.
Fertig?
Versterk jezelf - ga online verder oefenen met werkwoorden en voltooid deelwoord
timer
15:00

Slide 30 - Slide