3.2 Lezen

10 minuten stil werken

timer
10:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

10 minuten stil werken

timer
10:00

Slide 1 - Slide

3.2 Lezen

Slide 2 - Slide

Lesopbouw

1. Terugblik vorige les.

2. Lesdoelen deze les.

3. Voorkennis activeren.

4. Instructie.

5. Inoefening.

6. Zelfstandig werken.

Slide 3 - Slide

Terugblik vorige les
Waar hebben we het de vorige les over gehad?

Slide 4 - Slide

Lesdoelen

1. Aan het einde van de les weet je wat een kernzin is en waar deze voornamelijk in een tekst te vinden is.


2. Aan het einde van de les kun je verwijswoorden aanwijzen in de tekst.


3. Aan het einde van de les weet je wat hoofd- en bijzaken zijn en kun je deze benoemen.

Slide 5 - Slide

Welke 4 manieren van lezen ken je nog?

Slide 6 - Open question

Instructie kernzin

In een alinea staat bijna altijd een kernzin: de belangrijkste informatie van de alinea:

  • Vaak is de kernzin de eerste zin van de alinea.
  • De andere zinnen zijn een toelichting (uitleg of voorbeeld) bij de kernzin.

Slide 7 - Slide

Inoefening
  • Samen lezen tekst 1.


  • Wat is de kernzin van alinea 3?

Slide 8 - Slide



Slide 9 - Slide

Instructie hoofdzaken en bijzaken

In elke tekst staat belangrijke en minder belangrijke informatie:

  • Hoofdzaken geven de belangrijkste informatie over het onderwerp van de tekst.
  • Bijzaken geven minder belangrijke informatie. Ze maken de hoofdzaken in de tekst duidelijker (voorbeeld, herhaling of uitleg).

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Instructie verwijswoorden

In een tekst staan vaak verwijswoorden. Ze verwijzen naar één of meer woorden in de tekst en soms zelfs naar een hele zin.

  • Als je wilt weten waar een verwijswoorden naar verwijzen, stel je een vraag die begint met wie, wat, waar of welk(e)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Aan de slag!
  • Je maakt de volgende opdrachten online: 3 tot en met 13.
  • Afspraken tijdens het zelfstandig werken:
  1. Als je iets niet snapt mag je je schoudermaatje vragen. Doet dit zachtjes.
  2. Kom je er samen niet uit, dan steek je je vinger op. Je gaat ondertussen verder met de volgende opdracht.
  3. Tijdens mijn ‘service-rondje’ probeer ik je te helpen.

Slide 14 - Slide