12.5 De nieren dl2 ll

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.5 De nieren deel 2
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.5 De nieren deel 2

Slide 1 - Slide

Doel 11.5
Je leert hoe je nieren stoffen uitscheiden
Je leert hoe het tegenstroomprincipe in je nieren werkt
Je leert hoe hormonen de water- en zouthuishouding van je lichaam regelen
Je leert hoe hormonen je bloeddruk aanpassen

Slide 2 - Slide

Even herhalen

Slide 3 - Slide

Voorurine -> urine
In het filtraat/ de voorurine zitten: water, glucose, zouten, ureum, andere afvalstoffen.

1. Glucose en andere voedingsstoffen moet weer terug in de bloedbaan.
2. Water en zouten moeten deels weer terug in de bloedbaan.
3. Ureum en andere afvalstoffen moeten in de voorurine blijven.
4. Ontzuren van het bloed

Slide 4 - Slide

Osmotische waarde in de nier
Laag in de nierschors 
(ongeveer gelijk aan 
bloedplasma en 
weefselvloeistof)
Hoog in het niermerg, 
en steeds hoger naar 
beneden toe

Slide 5 - Slide

Werking niereenheid in detail
Let op: niet uit je hoofd leren, maar de Binas figuur begrijpen en kunnen gebruiken.

Slide 6 - Slide

Gekronkeld kanaaltje
Voedingsstoffen en NaCl worden actief geresorbeerd door de cellen van de wand.

Cellen van de nierwand geven NH3 af, dit vormt in de voorurine NH4+ (met een H+ ion, actief transport) wat dan niet meer terug kan.

-> bloed minder zuur maken.

Slide 7 - Slide

Lis van Henle - dalende been
Cellen in dit deel bevatten veel waterkanalen en geen transportkanalen voor andere stoffen.

Osmose zorgt voor terugresorptie water in de weefselvloeistof .

Hoe dieper in het niermerg, hoe hoger de osmotische waarde van de omgeving.

Slide 8 - Slide

Lis van Henle - stijgende been
Dun deel: passief transport Na+ en Cl- naar buiten: osmotische waarde weefselvloeistof stijgt/ voorurine daalt.

(In dit deel wordt ook ureum uit de weefselvloeistof gehaald.)


Slide 9 - Slide

Lis van Henle - stijgende been
Dikke deel: actief transport van Na+ via symport samen met en Cl- (volgt door lading)

Géén transport van water uit stijgende been!

Slide 10 - Slide

Tweede gekronkelde nierbuisje
Actief transport via antiport van 2K+ naar binnen (ín de voorurine), 3Na+ naar buiten (naar weefsel/ bloed).

Slide 11 - Slide

Waar wordt K+ extra aan de voorurine toegevoegd (excretie)?
A
eerste gekronkelde buisje
B
tweede gekronkelde buisje
C
lis van Henle
D
verzamelbuis

Slide 12 - Quiz

Tegenstroompricipe
Het bloed rond het nier-
buisje loopt de andere
kant op dan de voorurine.
Dit bevorderd de terug-
resorptie van water.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Leg uit wat het voordeel is van een tegenstroomprincipe

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Video

Opdracht
Teken de regelkring van de regeling van de osmotische waarde van het interne milieu met behulp van ADH

Gebruik eventueel ook nog de volgende dia (bron 27)

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Toepassingsvragen T2

Slide 19 - Slide

Opdracht: oefening figuurlezen
Leg bij de volgende dia uit hoe je na veel transpiratie met zoutverlies zoveel mogelijk zout in het interne milieu kan houden.

Controleer je antwoord met de volgende twee dia's

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Zoutregeling via hormonen - Renine en aldosteron
- Er is een te laag zoutgehalte in het bloed (te lage osmotische waarde).
- Hierdoor verlaagt bloedvolume/de bloeddruk en verhoogt de afgifte van renine 
- dit stimuleer de aanmaak van angiotensine  II
- Dit verhoogt de afgifte van Aldosteron in de bijnierschors.
- Terugresorptie van Na+ neemt toe 
- Je lichaam houdt dus meer Na+ vast

(Zie BINAS 89A, 89C en 85D)


Slide 22 - Slide

Extra info in beeld:
Aldosteron bevordert de werking van de Na/K pompen in het tweede gekronkelde nierbuisje.

Hoe meer Aldosteron hoe meer zout er uit de voorurine wordt gehaald en terug naar het bloed wordt gepompt.








Slide 23 - Slide

Hormonen - Bloeddruk
Renine en ADH zijn ook betrokken bij het regelen van de bloeddruk. 





Slide 24 - Slide

Veel ADH
A
verhoogt de bloeddruk
B
verlaagt de bloeddruk

Slide 25 - Quiz

Renine
A
verhoogt de bloeddruk
B
verlaagt de bloeddruk

Slide 26 - Quiz

Hormonen - Bloeddruk
Renine en ADH zijn ook betrokken bij het regelen van de bloeddruk. Veel water vasthouden betekent een hogere bloeddruk. 
Veel water verliezen betekent een lagere bloeddruk -> plaspillen

In de volgende uitlegvideo wordt de regeling van de bloeddruk door zowel het bloedvatenstelsel als het uitscheidingsstelsel uitgelegd.



Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Doel 11.5
Je hebt geleerd hoe je nieren stoffen uitscheiden
Je hebt geleerd hoe het tegenstroomprincipe in je nieren werkt
Je hebt geleerd hoe hormonen de water- en zouthuishouding van je lichaam regelen
Je hebt geleerd hoe hormonen je bloeddruk aanpassen

Slide 29 - Slide

Doel 11.5
BINAS 85A Nieren
BINAS 85B Samenstelling bloedplasma en urine
BINAS 85C Niereenheid/ nefron
BINAS 85D Osmoregulatie
BINAS 89A Hormonen

Begrippen: tegenstroomprincipe, ADH

Slide 30 - Slide

!!Wat wil je nog uitgelegd krijgen in de les?

Slide 31 - Open question