Herhalingsles boekhouden


Herhalingsles boekhouden


5 maart 2021

1 / 42
next
Slide 1: Slide
BedrijfsadministratieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Herhalingsles boekhouden


5 maart 2021

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Balans

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Balans 

‘’ Een overzicht van de bezittingen en schulden van een onderneming op een bepaald moment’’



 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Hoe wordt de balans gelijk gehouden in boekhouden?
A
Met de formule: Activa = Passiva.
B
Met de formule: Inkomsten = Uitgaven.
C
Met de formule: Winst = Verlies.
D
Met de formule: Bezittingen = Eigen vermogen + Schulden.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt bedoeld met passiva op de balans?
A
De investeringen in nieuwe apparatuur.
B
De winst behaald in het afgelopen jaar.
C
De ontvangen betalingen van klanten.
D
De schulden van het bedrijf.

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een activa op de balans?
A
De kosten van kantoorbenodigdheden.
B
De openstaande facturen.
C
Een lening aan een klant.
D
Geld op de bankrekening.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt het eigen vermogen op de balans weergegeven?
A
Als het verschil tussen bezittingen en schulden.
B
Als totale uitgaven van het bedrijf.
C
Als totale inkomsten van het bedrijf.
D
Als de waarde van de inventaris.

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de definitie van 'de balans'?
A
Een rapport van klanttevredenheid.
B
Een samenvatting van winst en verlies.
C
Een overzicht van inkomsten en uitgaven.
D
Een overzicht van bezittingen en schulden.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De linkerkant van de balans wordt ook wel passiva genoemd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Volgorde van de balans

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De balans heeft altijd twee kanten:



De linkerkant wordt ook wel activa en debet kant genoemd.

Hier staan alle bezittingen  
De rechterkant wordt ook wel passiva en credit kant genoemd.

Hier staan alle schulden en het eigen vermogen  

Slide 11 - Slide

This item has no instructions


Wat is een voorbeeld van vaste activa?
A
Bedrijfscomputer
B
Voorraad
C
Crediteuren
D
Debiteuren

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Wat zijn voorbeelden van vlottende activa?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
Voorraad
B
Bedrijfsauto
C
Debiteuren
D
Verzekeringskosten

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Linker / activa / debet kant van de balans 
Vaste activa -> bedrijfsgrond, bedrijfswagens en bedrijfspand
(kan je vaker dan 1 keer gebruiken)

Vlottende activa -> voorraden en debiteuren 
(kan je 1 keer gebruiken)

Liquide middelen -> kas en bank

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Waarom is kennis van activa belangrijk voor een onderneming?
A
Kennis van activa helpt bij het beoordelen van de financiële positie.
B
Kennis van activa is alleen relevant voor accountants.
C
Kennis van activa helpt bij het verminderen van belastingen.
D
Kennis van activa helpt bij het verhogen van de omzet.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de formule voor het berekenen van activa?
A
Activa = Passiva x Eigen vermogen.
B
Activa = Passiva / Eigen vermogen.
C
Activa = Passiva - Eigen vermogen.
D
Activa = Passiva + Eigen vermogen.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn voorbeelden van activa bij boekhouden?
A
Gebouwen, machines, voorraden.
B
Huurkosten, salarissen, reclamekosten.
C
Belastingen, leningen, verzekeringen.
D
Aandelen, dividenden, obligaties.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Rechter / passiva / credit kant van e balans 
Eigen vermogen 

Lang vreemd vermogen -> hypothecaire lening 
(langer dan 1 jaar)

Kort vreemd vermogen -> crediteuren en rood staan op de bank
(korter dan 1 jaar)

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat is een credit in de boekhouding?
A
Een lijst van debiteuren.
B
Een vermelding van toename van vermogen.
C
Een overzicht van kosten.
D
Een vermelding van afname van vermogen.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de voorbeelden bij de juiste rubriek 
Rubriek 9
Rubriek 4
Rubriek 0
Rubriek 7
Eigen vermogen 
Voorraad 
Langlopende schulden 
Autokosten 
Winsten en verliezen 
Personeelskosten 

Slide 20 - Drag question

0 Vaste activa / Eigen vermogen / Voorzieningen / Langlopende schulden
1 Liquide middelen / Kortlopende vorderingen en schulden / Belastingen en premies
2 Tussenrekeningen
3 Voorraden
4 Kosten
5 Kostenplaatsen
6 Fabricagerekeningen
7 Inkoopwaarde van de omzet / Inkopen / Werk door derden
8 Omzet
9 Privémutaties (bij eenmanszaak en vof)
Bezit
- Neemt je bezit toe? dan debiteer je de rekening.
- Neemt je bezit af? dan crediteer je de rekening. 

Schuld:
- Neemt je schuld toe? dan crediteer je de rekening.
- Neemt je schuld af? dan debiteer je de rekening

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wat wordt op de 'debitzijde' geboekt bij aankoop van een machine?
A
Toename van vlottende activa
B
Toename van vaste activa
C
Toename van passiva
D
Afname van vaste activa

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt op de 'creditzijde' genoteerd?
A
Ontvangst van geld of goederen
B
Aankoop van producten
C
Uitgave van geld of goederen
D
Inkomsten van diensten

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent 'debitzijde' bij boekhouden?
A
Verkoop van producten
B
Betaling van schulden
C
Uitgave van geld of goederen
D
Ontvangst van geld of goederen

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Balans
Winst en verliesrekening
Huurkosten 
Voorraad goederen 
Kas
ING-bank
Inkoopwaarde verkopen 
Gebouwen

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

Hoe wordt de winst berekend in de resultatenrekening?
A
Opbrengsten minus kosten.
B
Opbrengsten gedeeld door kosten.

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt bedoeld met 'kosten' in de resultatenrekening?
A
Uitgaven voor goederen en diensten.
B
Kasstroom uit operationele activiteiten.

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Welke term wordt gebruikt voor 'opbrengsten' in de resultatenrekening?
A
Liquide middelen.
B
Inkomsten.

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van een resultatenrekening?
A
Het bepalen van de liquiditeit van een bedrijf.
B
Het berekenen van de winst of verlies.

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de definitie van resultatenrekening?
A
Overzicht van balansposten in een onderneming.
B
Overzicht van opbrengsten en kosten in een periode.

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kan het grootboek helpen bij het opstellen van de jaarrekening?
A
Het grootboek maakt een prognose van de toekomstige omzet.
B
Het grootboek controleert de liquiditeit van de onderneming.
C
Het grootboek berekent automatisch de winst- en verliesrekening.
D
Het grootboek bevat alle transacties die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening.

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een journaalpost in het grootboek?
A
Een samenvatting van de jaarrekening.
B
Een rapportage van de winst- en verliesrekening.
C
Een overzicht van alle balansposten.
D
Een boeking die wordt gemaakt om een financiële transactie vast te leggen.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Welke soorten rekeningen worden bijgehouden in het grootboek?
A
Debiteuren, crediteuren en vaste activa.
B
Belastingen, leningen en inventaris.
C
Investeringen, verzekeringen en kasstromen.
D
Salarisadministratie, voorraden en verkoopkosten.

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van het grootboek?
A
Het vastleggen van alle financiële transacties.
B
Het opstellen van marketingplannen.
C
Het onderhouden van de website.
D
Het beheren van personeelsdossiers.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Waarom is factuurberekening belangrijk voor een bedrijf?
A
Het helpt bij het beheren van financiën en het bijhouden van inkomsten en uitgaven.
B
Het bepaalt de marketingstrategie van het bedrijf.
C
Het zorgt voor een betere werksfeer in het bedrijf.
D
Het bepaalt de winstverdeling onder de werknemers.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Welke elementen zijn belangrijk bij factuurberekening?
A
Het aantal werknemers in het bedrijf.
B
De locatie van het bedrijf.
C
De naam van de klant.
D
Het totaalbedrag, eventuele kortingen en eventuele belastingen.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat is factuurberekening?
A
Een berekening van belastingen op de factuur.
B
Een berekening van het totaalbedrag op een factuur.
C
Een berekening van de personeelskosten.
D
Een berekening van de winst van het bedrijf.

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het doel van inventaris in een bedrijf?
A
Het ontwikkelen van nieuwe producten.
B
Het opstellen van marketingplannen.
C
Het beheren van personeelszaken.
D
Het bijhouden van alle bedrijfsmiddelen en eigendommen.

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Welke methode wordt vaak gebruikt voor inventarisbeheer?
A
Alfabetische volgorde
B
Random selectie
C
LIFO (Last In, First Out)
D
FIFO (First In, First Out)

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Hoe draagt inventaris bij aan kostenbeheersing?
A
Door het aannemen van meer personeel.
B
Door het vergroten van marketinguitgaven.
C
Door het verhogen van productiecapaciteit.
D
Door het verminderen van voorraadoverschotten.

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Wat kan er gebeuren als inventaris niet goed wordt bijgehouden?
A
Verlies van inkomsten door verkeerde voorraadniveaus.
B
Verbeterde bedrijfsreputatie.
C
Verhoogde klanttevredenheid.
D
Meer efficiënte bedrijfsprocessen.

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Hoe interessant/tof vond je deze herhalingsles?
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

This item has no instructions