2A2/2A3 grammatica H1 les 1

1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

10 minuten stil lezen uit je leesboek

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten

Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (zes zinnen uit de LessonUp)

Slide 3 - Slide

Grammatica zinsdelen
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden 

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk bespreken 
- Wat weet je al? 
- Uitleg over wederkerende werkwoorden 
- Werken aan de opdracht
- Afsluiter
Aan het einde van de les kan je het gezegde en lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden. 

Slide 5 - Slide

Huiswerk nakijken
De zes zinnen van het bord

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat weet je al?
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende voornaamworden

Slide 8 - Slide

jij verspreekt ..

Slide 9 - Open question

hij schaamt ...

Slide 10 - Open question

ik erger ...

Slide 11 - Open question

wij vergissen ...

Slide 12 - Open question

Theorie
gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden 

Slide 13 - Slide

Wederkerende werkwoorden
Wat zijn wederkerende werkwoorden? 
  • Wederkerende werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons) bij zich. 
  • Bijvoorbeeld: zich gedragen, zich vergissen, zich schamen
  • Je kan niet iemand anders gedragen, vergissen of schamen. 

Slide 14 - Slide

Verplicht wederkerende werkwoorden
  • In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord hoort het wederkerende voornaamwoord bij het werkwoordelijk gezegde.  

  • Bijvoorbeeld: Bij het vermenigvuldigen vergiste Lisa zich vaak.
    werkwoordelijk gezegde = vergiste zich 

  • Bijvoorbeeld: Ik schaam me voor het gedrag van de kinderen. 
    werkwoordelijk gezegde = schaam me 

Slide 15 - Slide

Toevallig wederkerende werkwoorden
Bij toevallig wederkerende werkwoorden hoort niet altijd een wederkerend voornaamwoord. 
  • zich scheren -> je kunt jezelf en iemand anders scheren
  • zich vermaken -> je kunt jezelf en iemand anders vermaken 

  • In een zin met een toevallig wederkerend werkwoord hoor het wederkerende voornaamwoord niet bij het werkwoordelijk gezegde. Het is dan het lijdend voorwerp. 

  • Bijvoorbeeld: Heb jij je gisteravond vermaakt op Leanders feestje?
    lijdend voorwerp = je 

Slide 16 - Slide

Verplicht wederkerende werkwoorden
Hoe herken je verplicht wederkerende werkwoorden?
  • Bij verplicht wederkerende werkwoorden kun je voor het wederkerend voornaamwoord geen andere persoon invullen.
  • Je kunt ook geen 'zelf' vastplakken aan het wederkerend voornaamwoord. 
  • Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan je dit meestal wel doen. 

--> trucje: gebruik je huisdier!

Slide 17 - Slide

Werken aan de opdracht 
Wat? Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 28-29 
Hoe? Zelfstandig en stil
Huiswerk? 28 september 
Vragen? Eerste vijf minuten geen vragen, steek daarna je vinger op als je een vraag hebt. 
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk

Slide 18 - Slide

Afsluiter

Maak een zin waar een verplicht wederkerend werkwoord in voorkomt. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

10 minuten stil lezen uit je leesboek

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten

Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdrachten 1 + 2 van Grammatica zinsdelen - blz. 28 + 29)

Slide 22 - Slide

Grammatica zinsdelen
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden 

Slide 23 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Weet je het nog?
- Huiswerk bespreken
- Werken aan de opdracht
- Afsluiter

Aan het einde van de les kan je het gezegde en lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden. 

Slide 24 - Slide

Weet je het nog?

Slide 25 - Slide

Weet je het nog?
Wederkerende werkwoorden

Verplicht wederkerend
Toevallig wederkerend

Welk trucje?

Slide 26 - Slide

Theorie
gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden 

Slide 27 - Slide

Wederkerende werkwoorden
Wat zijn wederkerende werkwoorden? 
  • Wederkerende werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons) bij zich. 
  • Bijvoorbeeld: zich gedragen, zich vergissen, zich schamen
  • Je kan niet iemand anders gedragen, vergissen of schamen. 

Slide 28 - Slide

Verplicht wederkerende werkwoorden
  • In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord hoort het wederkerende voornaamwoord bij het werkwoordelijk gezegde.  

  • Bijvoorbeeld: Bij het vermenigvuldigen vergiste Lisa zich vaak.
    werkwoordelijk gezegde = vergiste zich 

  • Bijvoorbeeld: Ik schaam me voor het gedrag van de kinderen. 
    werkwoordelijk gezegde = schaam me 

Slide 29 - Slide

Toevallig wederkerende werkwoorden
Bij toevallig wederkerende werkwoorden hoort niet altijd een wederkerend voornaamwoord. 
  • zich scheren -> je kunt jezelf en iemand anders scheren
  • zich vermaken -> je kunt jezelf en iemand anders vermaken 

  • In een zin met een toevallig wederkerend werkwoord hoor het wederkerende voornaamwoord niet bij het werkwoordelijk gezegde. Het is dan het lijdend voorwerp. 

  • Bijvoorbeeld: Heb jij je gisteravond vermaakt op Leanders feestje?
    lijdend voorwerp = je 

Slide 30 - Slide

Verplicht wederkerende werkwoorden
Hoe herken je verplicht wederkerende werkwoorden?
  • Bij verplicht wederkerende werkwoorden kun je voor het wederkerend voornaamwoord geen andere persoon invullen.
  • Je kunt ook geen 'zelf' vastplakken aan het wederkerend voornaamwoord. 
  • Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan je dit meestal wel doen. 

--> trucje: gebruik je huisdier!

Slide 31 - Slide

Huiswerk nakijken
Opdrachten 1 + 2
Bladzijdes 28 + 29

Slide 32 - Slide

Huiswerk
Opdrachten 3 + 4 (allebei t/m zin 4)
Bladzijde 29
Zelfstandig en stil
Vrijdag 7 oktober
Klaar? Lees verder in je leesboek of werk verder aan een ander vak

Slide 33 - Slide

Stappenplan ontleden
1. Neem de hele zin over.                 Verpl = ik schaam me
2. Zoek de persoonsvorm               Toeval = ik scheer me
3. Maak zinsdelen
4. Zoek het onderwerp
5. Werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde? Denk aan de kww!
6. Lijdend voorwerp? (wie/wat + ond + wwg)
7. Meewerkend voorwerp? (aan wie/voor wie + ond + gez + lv)
8. Bijwoordelijke bepaling?

Slide 34 - Slide

10 minuten stil lezen uit je leesboek

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten

Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdrachten 3 + 4 van Grammatica zinsdelen - blz. 29)

Slide 35 - Slide

Grammatica zinsdelen
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden 

Slide 36 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Weet je het nog?
- Huiswerk bespreken
- Werken aan de opdracht


Aan het einde van de les kan je het gezegde en lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden. 

Slide 37 - Slide

Weet je het nog?
Wederkerende werkwoorden

Verplicht wederkerend
Toevallig wederkerend

Welk trucje?

Slide 38 - Slide

Huiswerk nakijken
Opdrachten 3 + 4
Bladzijde 29

Slide 39 - Slide

Opdracht 3
1. Door de jeugdboeken over het motorbootje is de kameleon een bekende hagedissensoort geworden.

2. Na de zomervakantie bleken Jobs spijkerbroeken hem te klein geworden.

3. Bij het snoeien van de doornstruiken heb ik me behoorlijk verwond.

4. Wij verheugen ons samen met alle fans over de successen van het Nederlands korfbalteam.

Slide 40 - Slide

Opdracht 4
1. Waarom moeten die toetsen wiskunde altijd zo moeilijk zijn?

2. Na veertig jaar optreden heeft de zanger zijn gitaar aan de wilgen gehangen.

3. Heeft de voorzitter van het NOC de sporters hun medailles overhandigd?

4. Ons eerste afspraakje had ik me eigenlijk heel anders voorgesteld.

Slide 41 - Slide

Voorbereiden op de toets!
Woorden - Grammatica zinsdelen - Grammatica woordsoorten - Spelling - Werkwoordspelling

1. Oefenen via NN online
2. Oefenen via www.cambiumned.nl (oefenen --> klik je gewenste onderdeel aan)

Slide 42 - Slide