cito begrijpend lezen E7 deel 2

cito begrijpend lezen E7 deel 2
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

cito begrijpend lezen E7 deel 2

Slide 1 - Slide

Lees tekst 1
Wat past het beste op plaats 1?
A
gebeurtenis zich herhaalt
B
hoofdpersoon van leeftijd verandert
C
schrijver een terugblik geeft
D
volgorde in de tijd niet klopt

Slide 2 - Quiz

Wat past het beste op plaats 2?
A
afloop
B
gedachten
C
hoofdpersonen
D
verhaallijn

Slide 3 - Quiz

Wat past het beste op plaats 3?
A
is dat het duidelijkst voor de lezer
B
kun je dat later in het verhaal nog veranderen
C
moet je dat het hele verhaal volhouden
D
vinden lezers dat vaak verwarrend

Slide 4 - Quiz

Wat past het beste op plaats 4?
A
een aansprekend onderwerp
B
een duidelijke opbouw
C
een logisch einde
D
een pakkende titel

Slide 5 - Quiz

Wat past het beste op plaats 5?
A
geen vage
B
heel interessante
C
niet te veel
D
wel genoeg

Slide 6 - Quiz

Wat past het beste op plaats 6?
A
bereken dan of dit past
B
doe dat dan op elke bladzijde
C
maak ze dan niet te groot
D
verdeel ze dan goed over het verhaal

Slide 7 - Quiz

Wat past het beste op plaats 7?
A
Dat vind jij natuurlijk heel dom
B
En dat wil jij ook leren
C
Maar jij weet dat dit gebeurt
D
Ook jou zal dit overkomen

Slide 8 - Quiz

Lees tekst 2!
Waar zal deze tekst over gaan?
A
over de studie aardwetenschappen
B
over de vrije universiteit in Amsterdam
C
over het avontuurlijke leven van Jordy de Boer
D
over interessante televisieprogramma's

Slide 9 - Quiz

lees tekst 3!
Lees: Welk kind...Nederland? r2-9
Wat wil de schrijver hier vooral duidelijk maken?
A
Dat Rotterdam de grootste haven van Nederland is.
B
Dat Rotterdam een bruisende stad is.
C
Dat Rotterdam een heel oude stad is.
D
Dat Rotterdam een interessant museum heeft.

Slide 10 - Quiz

Lees: Combinatieticket voor...haven. r16-26
Wat is bijzonder aan de bus die in deze alinea beschreven wordt?

A
Je kunt er de mooiste plekken van de stad mee bezoeken.
B
Je kunt er een combinatieticket voor kopen.
C
Je kunt er heel snel grote afstanden mee afleggen.
D
Je kunt er mee rijden en varen.

Slide 11 - Quiz

Waarom heeft de schrijver deze tekst geschreven?
A
om je ergens mee te vermaken
B
om je ergens over te leren
C
om je ergens toe over te halen

Slide 12 - Quiz