EX10_Externe effecten en elasticiteiten

Externe effecten en elasticiteiten
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Externe effecten en elasticiteiten

Slide 1 - Slide

Externe effecten 
Gevolgen van productie en/ of consumptie voor de welvaart van anderen, die niet in de prijs zijn doorberekend.
Ontbossing
Plastic zwerfafval
Geuroverlast door veehouderij
Stijgende omzet door toerisme

Slide 2 - Slide

Externe effecten: overheid grijpt in
  • Belasting heffen 
  • Accijns betalen (profijtbeginsel)

Slide 3 - Slide

Wat is het effect van het overheidsingrijpen?

Door accijns wordt de prijs van het product hoger. In hoeverre Qv daalt als P stijgt, hangt af van de prijselasticiteit van de vraag.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is het effect van het overheidsingrijpen?

Door belasting te heffen wordt het inkomen van de consument lager. In hoeverre Qv daalt als P stijgt, hangt af van de inkomenselasticiteit van de vraag.

Slide 7 - Slide

Wat is het effect van het overheidsingrijpen?

Door belasting te heffen wordt het inkomen van de consument lager. In hoeverre Qv daalt als P stijgt, hangt af van de inkomenselasticiteit van de vraag.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Volkomen inelastisch is een elasticiteit van 0
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

De waarde van een prijselasticiteit (Ev) is -0,2. Deze elasticiteit is
A
inelastisch
B
elastisch

Slide 11 - Quiz

Met behulp van welke elasticiteit kun je inferieure goederen herkennen?
A
Prijselasticiteit van de vraag
B
Inkomenselasticiteit
C
Kruislingse elasticiteit

Slide 12 - Quiz

Gegeven is de volgende vraagfunctie Qv= 20P + 400, de prijs stijgt van 5 naar 7.
De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid is..
A
0,13
B
-0,33
C
0,2
D
-0,4

Slide 13 - Quiz

Door een prijsstijging van 12% vermindert de vraag naar treinreizen van 500.000 naar 480.000.
I: Door de prijsstijging daalt de omzet van treinreizen
II: De vraag naar treinreizen is prijselastisch
A
Beide juist
B
I juist, II onjuist
C
I onjuist, II juist
D
Beide onjuist

Slide 14 - Quiz