3.3 2vwo - Argument - tegenargument - weerlegging

Dilemma
Altijd slechte wifi
Je wordt één keer per week onverwacht in je gezicht gepoept door een vogel.
1 / 29
next
Slide 1: Poll
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dilemma
Altijd slechte wifi
Je wordt één keer per week onverwacht in je gezicht gepoept door een vogel.

Slide 1 - Poll

Wat heb je nu (al een beetje) bedacht?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 2 - Quiz

Een mening...
...is iets wat aangeeft wat jij vindt. Een mening kun je goed beginnen met 'ik vind'. Een andere mogelijkheid is: 'Mijn mening is...', of 'Je kunt wel stellen dat...' Synoniemen voor 'mening' zijn: 'discussiepunt', 'opinie' of 'standpunt'.

Slide 3 - Slide

Mening of feit?
Naast meningen, waarover je kunt discussiëren, bestaan uiteraard feiten. Feiten zijn controleerbaar, onderzoekbaar. Daarover kan in principe niet gediscussieerd worden.

Slide 4 - Slide

Vogelpoep is vies.
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quiz

Wifi is op onze school aanwezig.
A
feit
B
mening

Slide 6 - Quiz

Vogelpoep is soms vloeibaar.
A
feit
B
mening

Slide 7 - Quiz

Waarom heb je gekozen voor de ene of andere kant van het dilemma?

Slide 8 - Open question

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 9 - Quiz

Een argument...
...geeft de reden weer waarom je iets vindt. Je ondersteunt (en verdedigt) hiermee je mening. Met argumenten kun je een ander (proberen te) overtuigen.

Slide 10 - Slide

Waarom zou iemand voor het andere dilemma hebben gekozen?

Slide 11 - Open question

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 12 - Quiz

Een tegenargument...
...is een argument dat in het hoofd van je 'tegenstander' kan bestaan. Als je je verdiept in het hoofd van een tegenstander, en dus de tegenargumenten verkent, begrijp je waarom anderen iets anders vinden, maar je kunt dan ook gemakkelijker een ander overtuigen.
 

Slide 13 - Slide

Als je het ingebeelde argument van een ander 'ongedaan' wilt maken, dan gebruik je...
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 14 - Quiz

Wat kun je zeggen om je vorige antwoord te ontkrachten? Dus tegen het tegenargument in.

Slide 15 - Open question

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 16 - Quiz

Een weerlegging...
...is het antwoord dat jij kunt geven op het tegenargument van je tegenstander. Als je van tevoren bedenkt wat de ander vindt, kun je dit antwoord ook alvast formuleren.

Slide 17 - Slide

Welk rijtje signaalwoorden kun je gebruiken om een argument aan te geven?
A
want, omdat, in tegenstelling tot
B
omdat, daarom, echter
C
echter, omdat, want
D
want, omdat, daarom

Slide 18 - Quiz

Welk rijtje signaalwoorden kun je goed gebruiken om een tegenargument en/of een weerlegging aan te geven?
A
doordat, ten slotte, echter
B
ten slotte, echter, kortom
C
echter, in tegenstelling tot, daarentegen
D
in tegenstelling tot, kortom, dus

Slide 19 - Quiz

Een conclusie...
...is iets wat bijna automatisch volgt uit jouw argumenten. Hij wordt vaak ingeleid door signaalwoord als: 'concluderend', 'kortom' of 'dus'. Een conclusie wordt opnieuw gevormd door jouw mening, maar dan in net weer andere woorden.

Slide 20 - Slide

Argument

Tegena
rgument

Standpunt

Weerlegging

De verbranding van afval veroorzaakt de helft minder broeikasgassen dan fossiele grondstoffen
Energie uit afval is net zo milieuonvriendelijk als het gebruik van olie en kolen. 
Kledingverbranding is een milieubewuste oplossing voor stadsverwarming

Ons initiatief is een passende oplossing voor 15 ton afval van het meest gedragen kledingmerk op de wereld, dat anders nutteloos op de stortplaats eindigt om daar alsnog verbrand te worden. 

Slide 21 - Drag question

Even checken wat je (nog) weet

Slide 22 - Slide

Wat is een tegenargument?
A
Een argument dat een standpunt onderuithaalt.
B
Een argument dat een ander argument onderuithaalt.

Slide 23 - Quiz

Een weerlegging is als
A
je de argumenten voor versterkt.
B
je het genoemde tegenargument ontkracht.
C
je een tegenargument geeft.
D
je je standpunt duidelijk maakt.

Slide 24 - Quiz

Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
A
Een tegenargument is het ontkrachten van een standpunt; een weerlegging is het ontkrachten van een argument.
B
Een tegenargument is het ontkrachten van een argument; een weerlegging is het ontkrachten van een standpunt.

Slide 25 - Quiz

Wat ontkracht je door een tegenargument?
A
een standpunt
B
een argument
C
een weerlegging

Slide 26 - Quiz

Herken het tegenargument.
A
Ik vind Valentijn echt belachelijk.
B
Je hoeft niet altijd iets te kopen om Valentijn te vieren...
C
Het is gewoon een excuus om rozen en chocolade te verkopen.
D
Daar doen wij niet aan mee.

Slide 27 - Quiz

Signaalwoorden voor een tegenargument zijn:
A
ook, daarnaast
B
dus, vervolgens
C
echter, integendeel
D
om te

Slide 28 - Quiz

Welke opbouw is juist?
A. standpunt - argumenten - tegenargumenten - weerlegging - conclusie

B. standpunt - argumenten - weerlegging - tegenargumenten - conclusie

C. standpunt - tegenargumenten - weerlegging - argumenten conclusie
A
A
B
B
C
C

Slide 29 - Quiz