Argumenteren - voorbereiding op de toets

Argumenteren - voorbereiding op de toets

4 havo

Herhaling van alle leerstof
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Argumenteren - voorbereiding op de toets

4 havo

Herhaling van alle leerstof

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Standpunt en argument(en)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Sittard doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Ik zag vorige week op het nieuws [dat het leesniveau van Nederlandse jongeren te laag is], want uit onderzoek is gebleken dat zij slechter begrijpend lezen dan jongeren uit andere landen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Stelling: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken
Maastricht heeft een gezellige binnenstad

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Argumentatiestructuren
= blokjesschema's

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Standpunt
Argument 1
Subargument 1.1
Niet alle films zijn geschikt voor kinderen.
Het is belangrijk dat de Kijkwijzer verplicht is.
Kinderen kunnen het onderscheid nog niet maken tussen echt en fictie.

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Welke argumentatiestructuur was dit?
A
Afhankelijke nevenschikking
B
Onafhankelijke nevenschikking
C
Enkelvoudige argumentatie
D
Onderschikkende argumentatie

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Standpunt
Argument 1.1a
Argument 1.1b
Ik val op grappig en klein.
Ik heb echt niks met haar.
Zij is groot en serieus.

Slide 10 - Drag question

This item has no instructions

Welke argumentatiestructuur was dit?
A
Afhankelijke nevenschikking
B
Onafhankelijke nevenschikking
C
Enkelvoudige argumentatie
D
Onderschikkende argumentatie

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Ik was in Italië.
Ik was niet in Texas Steakhouse.
Ik ben vegetariër.

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Welke argumentatiestructuur was dit?
A
Afhankelijke nevenschikking
B
Onafhankelijke nevenschikking
C
Enkelvoudige argumentatie
D
Onderschikkende argumentatie

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Standpunt
Argument 1.1a
Argument 1.1b
Ik ga niet op kanopolo.
Mijn zus doet aan kanopolo.
Ik wil niet bij dezelfde vereniging als mijn zus.

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Welke argumentatiestructuur was dit?
A
Afhankelijke nevenschikking
B
Onafhankelijke nevenschikking
C
Enkelvoudige argumentatie
D
Onderschikkende argumentatie

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Standpunt
Argument 1
Honden lijken net mensen.
Honden zijn leuker dan katten.

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions

Welke argumentatiestructuur was dit?
A
Afhankelijke nevenschikking
B
Onafhankelijke nevenschikking
C
Enkelvoudige argumentatie
D
Onderschikkende argumentatie

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Argumentatieschema's
= het verband tussen het standpunt en het argument/de argumenten.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Alcohol in het verkeer moet helemaal verboden worden. Er gebeuren immers veel ongelukken.

Welk soort argumentatie is dit?
A
Oorzaak-gevolg
B
Voor- en nadelen
C
Voorbeelden
D
Kenmerk/eigenschap

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Als je zegt dat ons land niet geregeerd moet worden door professionele bestuurders, dan wil je zeker ook zelf achter de knuppel van je vakantievlucht gaan zitten.

Welk soort argumentatie is dit?
A
Autoriteit
B
Kenmerk/eigenschap
C
Vergelijking
D
Voorbeeld

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Op de gangen moet je een mondkapje dragen. Dat adviseert het RIVM.
A
Voorbeeld
B
Voor- en nadelen
C
Autoriteit
D
Kenmerk/eigenschap

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Die argumentatietoets was te moeilijk. Zo hadden maar twee leerlingen een voldoende.
A
Kenmerk/eigenschap
B
Voor- en nadelen
C
Autoriteit
D
Voorbeeld

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Mijn docent Duits is zo'n lieve docent. Ze wil je altijd overal bij helpen.
A
Voorbeelden
B
Kenmerk/eigenschap
C
Voor- en nadelen
D
Autoriteit

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

De lerares kijkt onze toets vast niet snel na. Ze is erg druk met haar verhuizing.
A
Autoriteit
B
Voorbeelden
C
Oorzaak-gevolg
D
Kenmerk/eigenschap

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Drogredenen
  • Onjuist gebruik van het argumentatieschema
  • Overtreden van een discussieregel 

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Werklozen zijn te beroerd om te werken, dat zie je wel aan mijn buurman.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 26 - Quiz

Op basis van te weinig gegevens stelt iemand een algemene regel vast
Supermarktmedewerkers moeten niet klagen als ze overuren maken, want winkeliers werken ook op koopavonden en zaterdag.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredening
D
generalisatie

Slide 27 - Quiz

er worden dingen met elkaar vergeleken die eigenlijk niet te vergelijken zijn
Iemand die niet vooraf een proefexamen maakt, haalt een slecht resultaat. Jim heeft een onvoldoende, dus hij heeft het proefexamen niet gemaakt.
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 28 - Quiz

Een foute conclusie trekken; een verkeerde voorstelling van oorzaak en gevolg.
“Ik ben geen dief, want ik steel niet.”
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verkeerde vergelijking
C
cirkelredenering
D
generalisatie

Slide 29 - Quiz

Een spreker of schrijver gebruikt bij een cirkelredenering de bewering als het argument zelf. Vaak geeft de spreker of schrijver een definitie of omschrijving van de bewering in zijn argument, zoals in onderstaand voorbeeld een niet-kleptomaan per definitie niet steelt.
Dat hoef ik niet te bewijzen, dat is gewoon zo!
A
Onjuist beroep op autoriteit
B
Beroep op traditie
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus.
A
Onjuist beroep op autoriteit
B
Verkeerde vergelijking
C
Persoonlijke aanval
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Je bent toch niet goed bij je hoofd als je daar wil wonen.
A
Bespelen van publiek
B
Onjuist beroep op autoriteit
C
Cirkelredenering
D
Ontduiken van bewijslast

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions