Herhaling moeilijke onderdelen stijl NT2 B2

Herhaling
In deze LessonUp een herhaling van de moeilijke onderdelen van de toets.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NT2Beroepsopleiding

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling
In deze LessonUp een herhaling van de moeilijke onderdelen van de toets.

Slide 1 - Slide

Omdat, doordat, daarom, daardoor
Weet je de regels nog? Deze oefeningen gaan allemaal over 'omdat', 'doordat', 'daarom' en 'daardoor'. Denk eerst even na over wanneer je welk woord gebruikt. Begin daarna aan de oefeningen.

Slide 2 - Slide

Een man liet zijn auto verdwijnen ... hij het verzekeringsgeld wilde opstrijken.
A
omdat
B
doordat
C
daarom
D
daardoor

Slide 3 - Quiz

Een man wilde het verzekeringsgeld opstrijken, ... liet hij zijn auto verdwijnen.
A
omdat
B
doordat
C
daarom
D
daardoor

Slide 4 - Quiz

... een man het verzekeringsgeld wilde opstrijken, liet hij zijn auto verdwijnen.
A
omdat
B
doordat
C
daarom
D
daardoor

Slide 5 - Quiz

... de auto in een pers gezet was, was hij tot een pakketje verwerkt.
A
omdat
B
doordat
C
daarom
D
daardoor

Slide 6 - Quiz

De auto was tot een pakketje verwerkt ... hij in een pers was gezet.
A
omdat
B
doordat
C
daarom
D
daardoor

Slide 7 - Quiz

De auto was in een pers gezet, ... was hij tot een pakketje verwerkt.
A
omdat
B
doordat
C
daarom
D
daardoor

Slide 8 - Quiz

Ze heeft goede studieresultaten, ... ze heel slim is.
A
omdat
B
doordat
C
daarom
D
daardoor

Slide 9 - Quiz

Ze is heel slim. ... heeft ze goede studieresultaten.
A
omdat
B
doordat
C
daarom
D
daardoor

Slide 10 - Quiz

Er was een stroomstoring. ... hadden we een half uur geen elektriciteit.
A
omdat
B
doordat
C
daarom
D
daardoor

Slide 11 - Quiz

We hadden een half uur geen elektriciteit, ... er een stroomstoring was.
A
omdat
B
doordat
C
daarom
D
daardoor

Slide 12 - Quiz

Uitleg
Omdat en daarom gebruik je bij een reden. Doordat en daardoor gebruik je bij een oorzaak. Een reden is een keuze, kan beïnvloed worden door mensen. Een oorzaak is geen keuze en kan niet beïnvloed worden door mensen. Omdat en doordat zijn voegwoorden, daarom en daardoor zijn bijwoorden.

Slide 13 - Slide

Verwijzen
Nu gaan we oefenen met verwijzen naar de-woorden en het-woorden. Denk weer eerst even na over de regels.

Slide 14 - Slide

Als je een brief schrijft, moet je ... goed nakijken op taalfouten.
A
hij
B
zij
C
hem
D
het

Slide 15 - Quiz

Er staat een wedstrijd gepland, maar door omstandigheden is ... uitgesteld.
A
hij
B
zij
C
hem
D
het

Slide 16 - Quiz

Dat apparaat is al heel oud en wij doen ... nu de deur uit.
A
hij
B
zij
C
hem
D
het

Slide 17 - Quiz

Dat is een nieuw tijdschrift en ik vind dat ... er aantrekkelijk uitziet.
A
hij
B
zij
C
hem
D
het

Slide 18 - Quiz

Ik heb veel over dat programma gehoord, maar ik heb ... nog niet gezien.
A
hij
B
zij
C
hem
D
het

Slide 19 - Quiz

Ik heb die tekst doorgenomen, maar ... barst van de fouten.
A
hij
B
zij
C
hem
D
het

Slide 20 - Quiz

Het glas is gevallen en ... is gebroken.
A
hij
B
zij
C
hem
D
het

Slide 21 - Quiz

Het lijkt een goed voorstel, maar ... is nog niet aantrekkelijk genoeg.
A
hij
B
zij
C
hem
D
het

Slide 22 - Quiz

Ik heb het de redactie gevraagd, maar ... durft geen beslissing te nemen.
A
hij
B
zij
C
hem
D
het

Slide 23 - Quiz

Doordat ons gebouw wordt gerenoveerd, is ... tijdelijke onbereikbaar.
A
hij
B
zij
C
hem
D
het

Slide 24 - Quiz

Uitleg
Naar 'het-woorden' verwijs je altijd met het of zijn (Het bedrijf heeft zijn personeel een feest aangeboden/We hebben dat fototoestel gisteren gekocht en het is nu al kapot.) Je kunt natuurlijk ook verwijzen met dat of dit. Naar 'de-woorden' verwijs je met hij, zijn, hem, zij of haar (of met die of deze). Meer over mannelijke en vrouwelijke woorden op de volgende slide.

Slide 25 - Slide

Mannelijk
Bijna alle woorden zijn mannelijk (als je het niet zeker weet, kies dan voor mannelijk!)
Vrouwelijk
Woorden die vrouwelijke personen of dieren aanduiden (leeuwin, tante, verpleegster)
Woorden die eindigen op:
-heid, -nis, -schap, -de, -te, -ij, -erij, -arij, -ernij, -ing, -st, -ie, -tie, -logie, -sofie, -agogie, -iek, -ica, -theek, -teit, -iteit, -tuur, -suur, -ade, -ide, -ode, -ude, -age, -ine, -se, -sis, -xis, -tis, -ea, -ee

Slide 26 - Slide

Hoe kan ik dat onthouden?
Niet, eigenlijk... Nederlanders weten dit ook niet. Behalve dan woorden die vrouwelijke personen of dieren aanduiden. Al die achtervoegsels hebben wij nooit uit ons hoofd geleerd. Nederlanders doen dus maar wat als het gaat om verwijzen naar de-woorden. Meestal kiezen we voor de mannelijke verwijzing (hij/hem/zijn) omdat dat vaker voorkomt.

Slide 27 - Slide