3HV: § E (Kapitel 2)

Ontleden
Het persoonlijk voornaamwoord als:
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ontleden
Het persoonlijk voornaamwoord als:
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 1 - Slide

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 2 - Open question

Hoe vind je het Ow? 


Wie/wat + gezegde*

* gezegde zijn alle werkwoorden in de zin

Slide 3 - Slide

Hoe vind je het lijdend voorwerp?

Slide 4 - Open question

Hoe vind je het Lijdend Vwp?


hhgghhj
Wie/wat + gezegde + Onderwerp

Slide 5 - Slide

Hoe vind je het meewerkend voorwerp?

Slide 6 - Open question

Hoe vind je het Meew Vwp?



Je kunt voor het zinsdeel denkbeeldig 
'aan' of 'voor' zetten

Slide 7 - Slide

Hoe begin je als je een zin moet ontleden?
Welke stappen volg je als je een zin gaat ontleden?
1. Eerst alle werkwoorden in de zin zoeken. Dit is het gezegde

2. Je vraagt WIE of WAT + de werkwoorden: het antwoord hierop is het ONDERWERP

3. Je vraagt dan WIE of WAT + de werkwoorden + onderwerp: het antwoord hierop is  het LIJDEND VOORWERP

4. Blijft er nog een zinsdeel over, dan is dat het MEEWERKEND VOORWERP. Controleer dit door 'aan' of 'voor' voor het zinsdeel te zetten

Slide 8 - Slide

meewerkend voorwerp
1e naamval 
3e naamval 
4e naamval
onderwerp
lijdend voorwerp
wie+wwg?
aan/voor wie?
wie/wat+wwg+ond?

Slide 9 - Drag question

Ik roep jou. Jij hoort mij niet.

Slide 10 - Slide

Ik roep jou. Jij hoort mij niet.

Slide 11 - Slide

Wij vertellen hem waar de film over gaat.

Slide 12 - Slide

Wij vertellen hem waar de film over gaat.

Slide 13 - Slide

Zij komt thuis met een vreselijk verhaal en vertelt het haar met tranen in haar ogen.

Slide 14 - Slide

Zij komt thuis met een vreselijk verhaal en vertelt het haar met tranen in haar ogen.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

jij
Kann ich .... fotografieren?

Slide 18 - Open question

jullie
Wir können .... nicht hören.

Slide 19 - Open question

hij
Hat .... Schmerzen?

Slide 20 - Open question

Wat weet je nog over naamvallen, ontleden, pers. vnw. enz..?

Slide 21 - Open question

ik
Besuchst du .... heute Abend?

Slide 22 - Open question

hij
Der Mann kann seinen Hut nicht finden? Er sucht ___ überall.


Slide 23 - Open question

jij
Der Arzt gibt ___ Tabletten gegen die Schmerzen.


Slide 24 - Open question

zij
Wo ist die Katze? Wo ist .......


Slide 25 - Open question

Der Firma schickt ___(U) eine E-Mail.


Slide 26 - Open question

hij
Ich habe ein Geschenk gegeben.


Slide 27 - Open question

Welche Fragen
habt ihr noch?

Slide 28 - Mind map