OK2 Deviant op weg naar 1F thema 5 afronding

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Nederlands

Thema 5 

Wat heb je geleerd?

Doel

Aan het einde van deze les:

Hebben we terug gekeken naar wat we geleerd hebben bij thema 5.

Hebben we de toets gemaakt.

Samen oefenen

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"Iemand die in een trein of tram de vervoersbewijzen controleert"

1. machinist
2. chauffeur
3. passagier
4. conducteur

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"De vaste tijden waarop treinen, trams of bussen rijden."

1. vertraging
2. dienstregeling
3. spits
4. file

Welk woord hoort bij deze betekenis:
"Een onverwachte gebeurtenis die vaak schrik en soms pijn veroorzaakt."

1. rijbewijs
2. ongeluk
3. boete
4. file

Spreekwoorden:
Roeien met de riemen die je hebt.

1. Iets vragen terwijl je het antwoord al weet.
2. Je zult het moeten doen met de middelen die je hebt.

Spreekwoorden:
In geen velden of wegen te bekennen zijn.

1. Nergens te vinden zijn.
2. Het gaat heel goed.

Spreekwoorden:
Het vijfde wiel aan de wagen zijn.

1. Je zult het moeten doen met de middelen die je hebt.
2. Als iemand het gevoel heeft dat hij teveel is.

Werkwoorden :  

wat zijn het ook al weer?

Een werkwoord kun je vinden door een vraagzin te maken.

Het werkwoord komt dan vooraan in de zin te staan.

Jan fietst naar school

Fietst Jan naar school?

Werkwoorden:
We gingen met de hele familie naar Spanje.

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

Werkwoorden:
De jongens rijden rondjes om de school.

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

Geef de stam (de ik vorm!!)

kopen                                                        wonen

geven                              vrezen

eten                                                        stikken

ik

koop 

woon

geef

 vrees

eet 

stik

Welke tekstdoelen ken je

informatie geven

mening geven

overhalen

vermaken

Je gaat nu de toets van Thema 5 maken

SUCCES

Als je klaar bent:

- maak je de woordzoeker

- ga je rustig op studiemeter of nieuwsbegrip werken