(mavo/havo) H5 het klimaat in de bergen paragraaf 2 deel 2

Planning:
  • Introductie
  • Uitleg: paragraaf 2 H5  reliëf en temperatuur, neerslag + B49/ loof en naaldbomen + noord Europa
  • maken opdracht 5 t/m 7 + 9 - 5 t/m 8
  • nabespreken paragraaf 2
  • afsluiting
aan het einde van de les kan/weet je:
  • het verband tussen reliëf en temperatuur
  • het verband tussen reliëf en neerslag
  • welke natuurlijke zones er in Europa voorkomen
  • wat plantengrenzen zijn en hoe ze ontstaan
1 / 24
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Planning:
  • Introductie
  • Uitleg: paragraaf 2 H5  reliëf en temperatuur, neerslag + B49/ loof en naaldbomen + noord Europa
  • maken opdracht 5 t/m 7 + 9 - 5 t/m 8
  • nabespreken paragraaf 2
  • afsluiting
aan het einde van de les kan/weet je:
  • het verband tussen reliëf en temperatuur
  • het verband tussen reliëf en neerslag
  • welke natuurlijke zones er in Europa voorkomen
  • wat plantengrenzen zijn en hoe ze ontstaan

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

uitleg/aantekeningen

Slide 4 - Slide

uitleg m/h:

Slide 5 - Slide

Temperatuur en reliëf
Het reliëf heeft invloed op de temperatuur
De temperatuur gaat per 100 m. met 0,6 °C omlaag
Onthouden: hoe hoger hoe kouder!

Slide 6 - Slide

Waarom is het kouder boven op een berg? 
Hoger is toch dichter bij de zon?
De zon verwarmt niet de lucht maar het aardoppervlak. Lucht neemt bijna geen zonnewarmte op, het aardoppervlak wel. De lucht wordt dus vanaf de grond opgewarmd! Hoe verder je van het aardoppervlak zit, hoe kouder. De zon staat bovendien 150 miljoen kilometer van de aarde... die bergtop maakt niks uit op die afstand.

Een andere reden voor de lage temperatuur op de berg is dat de lucht daar dunner is, ook wel ijler genoemd. Er is minder lucht, daardoor is de luchtdruk lager en worden de luchtdeeltjes minder samengedrukt dan onderaan de berg. Hoe minder lucht wordt samengedrukt, hoe kouder het is.  

Slide 7 - Slide

Neerslag en reliëf
Een gebergte kan de scheiding vormen tussen een gebied waar het veel regent en een droog gebied.
Hoe werkt het?
Vochtige lucht van zee moet opstijgen tegen een gebergte. Lucht die opstijgt koelt af (hoe hoger hoe kouder) en het gaat regenen: stuwingsregen

De natte kant van een gebergte heet: loefzijde (windkant)
Aan de andere kant van het gebergte valt bijna geen neerslag omdat de lucht hier weer daalt. Dalende lucht warmt op, waterdruppels worden weer waterdamp: het is hier droog. We zeggen ook wel dat dit gebied in de regenschaduw ligt.
De droge kant van een gebergte heet: lijzijde

Kijk op de volgende dia om de tekening te zien die dit uitlegt.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Reliëf en temperatuur
  • Hoog in de bergen van het Scandinavisch hoogland liggen gletsjers en eeuwige sneeuw.

  • Waarom is het eigenlijk kouder boven op een berg? Hoger is toch dichterbij de zon?
  • De zon verwarmt het aardoppervlak. Bij elke 100 m stijging, daalt de temperatuur met 0,6 ºC.

Slide 10 - Slide

uitleg kgt:

Slide 11 - Slide

Loofboomgordel

  • Loofbomen groeien in gebieden waar de temperatuur in de zomer gemiddeld boven de 15 graden Celsius is. 
  • Dit gebied noemen we de loofboomgordel.

Slide 12 - Slide

Naaldboom gordel
  • Verder naar het noorden. 
  • In de zomer gemiddeld niet warmer dan 15 graden Celsius. 
  • Dit wordt de naaldboomgordel, of de taiga. 

Slide 13 - Slide

Toendra klimaat
  • In de zomers gemiddeld kouder dan 10 graden Celsius.  
  • Geen bomen, alleen wat mos. 
  • Gebied groot deel van het jaar bevroren.

Slide 14 - Slide

Sneeuw/pool klimaat
  • Hele jaar onder de 0 graden Celsius.
  • Sneeuw en ijs.

Slide 15 - Slide



lezen paragraaf 2 H5 loof en naaldbomen + noord Europa
maken opdracht 5 t/m 8
gebruik hierbij:
tekstboek blz. 74/75
werkboek blz. 9/10
stoplicht: Rood = stil lezen en werken. Oranje = fluisteren als je wilt overleggen. Groen = normaal praat niveau met werken


lezen paragraaf 2 H5 reliëf en temperatuur, neerslag + B49
maken opdracht 5 t/m 7 + 9
gebruik hierbij:
  • tekstboek blz. 74/75
  • werkboek blz. 9/10
stoplicht: Rood = stil lezen en werken. Oranje = fluisteren als je wilt overleggen. Groen = normaal praat niveau met werken
timer
1:00
kgt: zelfstandig werken
m/h: zelfstandig werken

Slide 16 - Slide

herhalen/nabespreken

Slide 17 - Slide

Er is een verband tussen reliëf en temperatuur: hoe hoger hoe kouder. Bij elke 100 m stijging daalt de temperatuur met:
A
0,5 graden C
B
0,6 graden C
C
0,7 graden C
D
0,8 graden C

Slide 18 - Quiz

In het dal (2500 m) is het 23 graden Celsius. Wat is de temperatuur op de top van de berg (5000 m)?
A
8 graden C
B
-8 graden C
C
10 graden C
D
-10 graden C

Slide 19 - Quiz

Welke vorm van neerslag komt voor in de bergen?
A
stuwingsneerslag
B
stijgingsneerslag
C
frontale neerslag
D
piste-neerslag

Slide 20 - Quiz

De windkant (natte kant) van het gebergte heet ook wel de:
A
loefzijde
B
lijzijde

Slide 21 - Quiz

Als het in de zomer niet warmer wordt dan 15ºC, kunnen er geen ....... meer groeien.
A
Naaldbomen
B
Loofbomen

Slide 22 - Quiz

hoort nergens bij
Naaldboomgordel
Steppe
Loofboomgordel
Toendra

Slide 23 - Drag question

Wat is de juiste volgorde van koud naar warm?
A
landijs- toendra-taiga-naaldbos
B
landijs-toendra-loofbos-naaldbos
C
landijs-toendra-taiga-loofbos
D
landijs-taiga-toendra-loofbos

Slide 24 - Quiz