Hoofdstuk 1

Beschrijving € teken
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Beschrijving € teken

Slide 1 - Slide

Schrijf de volgende bedragen op de juiste manier op.

A. 11,45€
B. € 16459
C. € 1.19
D. 2,20

Slide 2 - Open question

Welke twee groepen behoeften zijn er?

Slide 3 - Open question

Geen een voorbeeld van een basisbehoefte

Slide 4 - Open question

Welke woorden horen bij gebruiksgoederen en welke woorden horen bij verbruiksgoederen?
Gebruiksgoederen
Verbruiksgoederen
afwasmachine
inkt
schaar
schoolboek
shampoo
wasmiddel

Slide 5 - Drag question

Je neemt bij KPN een telefoonabonnement inclusief een nieuwe telefoon. Ben je in dit geval een consument? Leg je antwoord uit.

Slide 6 - Open question

Welke dienst levert KPN?

Slide 7 - Open question

Yola maakt bijna al haar kleren zelf. Ze vindt het leuk en bespaart er veel geld mee. Hoe noem je het als je zelf dingen maakt voor eigen gebruik?

Slide 8 - Open question

gemiddelde berekenen
Gemiddelde = het totaal : het aantal
Bijvoorbeeld:
Nederlands: 7,5 – 8,2 – 4,9 (2x) – 3,6
Antwoord: 7,5 + 8,2 + 4,9 + 4,9 + 3,6 = 30,9 : 5 =6,2

Slide 9 - Slide

Je krijgt € 3,50 zakgeld. Je vriend Arno heeft € 4,00 zakgeld, Björn € 2,50 en Chris en Dirk krijgen elk € 4,50. Bereken hoeveel zakgeld jullie gemiddeld per persoon krijgen.

Slide 10 - Open question

Jij hebt al jaren dezelfde telefoon. Een klasgenoot heeft altijd de nieuwste iPhone. Dit heeft vooral te maken met verschil in:
A
budget
B
leeftijd
C
geslacht
D
smaak

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste woorden in.
Als jij een bepaald merk mobiele telefoon wilt omdat jouw vriendin er ook zo een heeft, is dat ...(1)... beïnvloeding. Als jij dat merk koopt omdat een verkoper in de winkel je overtuigd heeft, is dat ...(2)... beïnvloeding.

Slide 12 - Open question

Wat willen winkeliers en fabrikanten bereiken met hun reclame?

Slide 13 - Open question

Wat voor nut heeft reclame voor een consument? Noem twee mogelijkheden.

Slide 14 - Open question

Procent berekenen

Slide 15 - Slide

De prijs van een T-shirt is € 19,95. In de uitverkoop krijg je 65% korting. Bereken de prijs in de uitverkoop.

Slide 16 - Open question

Wie doet een vergelijkend warenonderzoek?

Slide 17 - Open question

Wat hoort bij elkaar
gezond en veilig
controle
product in orde
Deugdelijk product
Warenwet
NVWA

Slide 18 - Drag question

Wat is het verschil tussen loon en winst?

Slide 19 - Open question

omrekenen van week naar maand

Slide 20 - Slide

omrekenen van maand naar week

Slide 21 - Slide

Maud heeft een maandbegroting gemaakt.
Inkomsten: zakgeld € 19,50 en oppasgeld € 15,00.
Uitgaven: schoolkantine € 10,00, sport € 9,00 en tijdschrift € 4,50.
Bereken het zakgeld van Maud per week.

Slide 22 - Open question

Maud heeft een maandbegroting gemaakt.
Inkomsten: zakgeld € 19,50 en oppasgeld € 15,00.
Uitgaven: schoolkantine € 10,00, sport € 9,00 en tijdschrift € 4,50.
Bereken hoeveel Maud per maand over of tekort heeft.

Slide 23 - Open question

Welk begrip hoort bij het juiste voorbeeld.
Huishoudelijke uitgaven
Incidentele uitgaven
Vaste lasten
Kleding,  nieuwe telefoon
Abonnement, contributie
Snacks, kapper

Slide 24 - Drag question

Reserveren per maand
Benodigde bedrag : aantal maanden

Slide 25 - Slide

Ruben wil een crossfiets. Hij heeft een mooie gezien voor € 189,00. Het komende halfjaar gaat hij er elke maand een bedrag voor opzij zetten. Bereken welk bedrag Ruben elke maand moet reserveren.

Slide 26 - Open question