This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welcome to English class!
Slide 1 - Slide
Lesson plan
5 min. Introduction
10 min. Reading
25 min. Test Preparation
5 min. Evaluation
Slide 2 - Slide
Lesson aim
After this lesson, you should be able to:
> Tell what is expected from you on the test next week.
Slide 3 - Slide
Reading
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Test preparation > What does it look like?
7 opdrachten
Invul vragen en schrijfopdrachten
Geen leestekst (dit keer)
Slide 5 - Slide
Test preparation > Exercises
Woordjes
Tag questions
Quantifiers
Future: to be going to, will and shall (= vrij schrijven)
Combinatie opdrachten met alle grammatica
Schrijfopdracht met minimaal 50 woorden
The odd man out (welke hoort er niet bij)
Slide 6 - Slide
Test preparation > Exercise 1
Vul het juiste woord in.
Slide 7 - Slide
Translate: schoppen
Slide 8 - Open question
Translate: elektricien
Slide 9 - Open question
Translate: vakkenvuller
Slide 10 - Open question
Translate: oppas
Slide 11 - Open question
Translate: earnings
Slide 12 - Open question
Translate: wage
Slide 13 - Open question
Translate: piggy bank
Slide 14 - Open question
Test preparation > Exercise 2
Tag questions
Schrijf achter iedere zin de tag question die past bij de zin.
Your grandparents live in Toronto, ________.
Slide 15 - Slide
Schrijf de tag question op die past bij de zin.
Justin is a barber, ____.
Slide 16 - Open question
Schrijf de tag question op die past bij de zin.
I am not a good hockey player, ____.
Slide 17 - Open question
Schrijf de tag question op die past bij de zin.
Mustafa plays hockey, ____.
Slide 18 - Open question
Schrijf de tag question op die past bij de zin.
You don’t accept credit cards, ____.
Slide 19 - Open question
Test preparation > Exercise 3
A lot of / many / much / (a) few / (a) little
A lot of, many, much = veel
a few = een paar a little = een beetje
few, little = weinig/bijna geen
Slide 20 - Slide
Kies wat in de zin past.
I haven’t got (?) money.
A
many
B
much
C
a lot of
Slide 21 - Quiz
Kies wat in de zin past.
We are having so (?) fun!
A
many
B
much
C
a lot of
Slide 22 - Quiz
Kies wat in de zin past.
Let’s go get ice cream! I have (?) money left from the carnival.
A
a few
B
few
C
a little
D
little
Slide 23 - Quiz
Test preparation > Exercise 4
Future: to be going to, will and shall
Schrijf een kort verhaal over welke films jij graag zou willen zien en met wie. Wat ga je verder die avond doen?
Slide 24 - Slide
Kies wat in de zin past.
Sadly, Jennifer has got (?) friends left.
A
a few
B
few
C
a little
D
little
Slide 25 - Quiz
Future: to be going to, will and shall Schrijf een kort verhaal over welke films jij graag zou willen zien en met wie. Wat ga je verder die avond doen?
timer
8:00
Slide 26 - Open question
Test preparation > Exercise 5
Maak de Engelse vertalingen compleet. Gebruik de grammatica uit Unit 4.
Voorbeeld:
Jij hebt geen contant geld, toch? – Ik heb een paar muntjes in mijn zak.
You don’t have any cash, ____ – I have ____ coins in my pocket.
Slide 27 - Slide
Zullen we gaan? – Ja, ik ben klaar. Zullen we met de bus gaan?
____ we go? – Yes, I’m ready. ____ we take the bus?
Slide 28 - Open question
Melinda heeft veel vrienden, of niet?
Melinda has got ____ friends, ____
Slide 29 - Open question
Test preparation > Exercise 6
Schrijf een verhaaltje met de gegeven 3 expressies (Engels) en 5 woorden (Nederlands)
Slide 30 - Slide
Test preparation > Exercise 7
The odd man out (welke hoort er niet bij). Choose and explain in English in a correct sentence.
Voorbeeld:
1. paper - pen - pencil - salt
> The odd man: welke van de vier hoort er niet bij
> Why?: Explain why not in a correct sentence.
Slide 31 - Slide
Weet je nu precies wat je moet doen voor de toets en hoe deze eruit ziet?