A1 - A2 Bijvoeglijke naamwoorden

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
  • Een bijvoeglijk naamwoord geeft informatie over dingen, mensen of dieren (zelfstandige naamwoorden). 
Bijvoorbeeld: 
De rode jas. Rood zegt iets over de jas.
De grote auto. Groot zegt iets over de auto.
Het mooie huis. Mooi zegt iets over het huis.


1 / 23
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
  • Een bijvoeglijk naamwoord geeft informatie over dingen, mensen of dieren (zelfstandige naamwoorden). 
Bijvoorbeeld: 
De rode jas. Rood zegt iets over de jas.
De grote auto. Groot zegt iets over de auto.
Het mooie huis. Mooi zegt iets over het huis.


Slide 1 - Slide

Let op!
Woorden met één klinker met daarna één medeklinker aan het einde:
wit - witte
dik - dikke
Woorden met twee dezelfde klinkers en één medeklinker aan het einde:
groot - grote
laag - lage

Slide 2 - Slide

Let op!
Woorden met twee klinkers of een ij, met daarna een s of een f:
grijs - grijze
lief - lieve
Woorden voor materialen krijgen geen -e, maar -en:
hout -houten
wol - wollen

Slide 3 - Slide

een houten tafel

Slide 4 - Slide

Materialen altijd -en
Wat zijn materialen?
hout- houten  
ijzer-ijzeren
Stof- stoffen
wol -wollen

Slide 5 - Slide

Staat het woord aan het eind van een zin? Dan schrijf je de kortste vorm:

  • De stoel is wit.
  • De kast is groot.
  • Het meisje is lief.
Staat het voor een mens of ding? Dan krijgt het een -e:


  • De witte stoel.
  • De grote kast.
  • Het lieve meisje.

Slide 6 - Slide



een wollen trui

Slide 7 - Slide




              e
en ijzeren buis

Slide 8 - Slide

Let op!
Staat er 'een' voor het mens, ding of dier?
Dan krijgt het bijvoeglijk naamwoord alleen een -e bij een de-woord!

  • Een aardige jongen 
       (want het is de jongen).
  • Een blauwe auto 
       (want het is de auto).


Het bijvoeglijk  naamwoord van een het-woord krijgt geen -e!

  • Een lief meisje (want het is het meisje)
  • Een groot huis (want het is het huis)

het lieve meisje
het grote huis 
Wanneer het in de zin staat wel een e.

Slide 9 - Slide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
Zij woont in een groot huis.
A
Zij
B
woont
C
groot
D
huis

Slide 10 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
De cursisten hebben een nieuw boek.
A
nieuw
B
cursisten
C
hebben
D
een

Slide 11 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
Mohammed heeft een goede vriend.
A
Mohammed
B
goede
C
heeft
D
een

Slide 12 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in deze zin?
Dat is een lief hondje!
A
is
B
hondje
C
een
D
lief

Slide 13 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
man
B
sterke
C
groot
D
aardig

Slide 14 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
rode
B
rood
C
fiets
D
roze

Slide 15 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
leuke
B
leuk
C
huis
D
dik

Slide 16 - Quiz

Zet een bijvoeglijk naamwoord voor:
het water

Slide 17 - Open question

Welke bijvoeglijke naamwoorden zie je?
De aardige mevrouw heeft een bruin hondje met een zwarte halsband.

Slide 18 - Open question

Zet een bijvoeglijk naamwoord voor:
sinaasappels

Slide 19 - Open question

Zet een bijvoeglijk naamwoord voor:
de kaas

Slide 20 - Open question

Zet een bijvoeglijk naamwoord voor:
het lokaal

Slide 21 - Open question

Maak zelf een zin met een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 22 - Open question

Schrijf zoveel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden op.

Slide 23 - Open question