Chapitre 1; Un, deux, splash

Chapitre 1; Un, deux, splash
P.50

Regarder: P20;
1 / 41
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 21 min

Items in this lesson

Chapitre 1; Un, deux, splash
P.50

Regarder: P20;

Slide 1 - Slide

Introduction
Pages 10-17
exercices 1,2,3,4,5a,,11,12b

Slide 2 - Slide

être (zijn)
Ik ben
Jij bent
Hij is
Zij is
Men is, wij zijn
Wij zijn
Jullie zijn, u bent
Zij zijn (m)
Zij zijn (v)

elle est
elles sont
il est
je suis
nous sommes
tu es
on est
vous êtes
ils sont

Slide 3 - Drag question

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Grammaire 'Avoir'  hebben
ik heb
jij hebt
hij/zij/men heeft / we hebben
wij hebben
u heeft, jullie hebben
zij hebben

Slide 4 - Drag question

 A&B P50

Slide 5 - Slide

In/naar Spanje
Het was vreselijk!
uitleggen
de trein
la piscine
geweldig
Ik ben in Engeland geweest
Expliquer
Formidable
het zwembad
J'ai été en Angleterre
C'était terrible!
le train
En Espagne

Slide 6 - Drag question

La France
La Belgique

Slide 7 - Drag question

parler
la piscine
nul
le train
la rentrée
le voyage

Slide 8 - Drag question

Introduction P.20

Slide 9 - Slide

A Écouter
P.22
5b,c

6a,b; 7a

Slide 10 - Slide

B. Lire P27

10a,b
11
weerbericht: 12a 

Slide 11 - Slide

Uitleg: In, naar
  • à
  • en
  • au
  • aux

    Betekenen allemaal: naar, in 

Slide 12 - Slide

Pays
  • Bij landen heb je drie opties: en / au / aux

  • Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 



Slide 13 - Slide

Pays: En
  • Vrouwelijke landen:Féminin
  • 'En
  • Eindigen  altijd op een 'e'
    en Espagne; en France; en Italie

Slide 14 - Slide

Pays: Au
  • mannelijke landen
  • 'au'
  • Eindigt niet op een e (vrouwelijk), s of x  eindigen.
    ( au Danemark)( au Canada, au Pérou, au Japon) au Maroc

Slide 15 - Slide

Pays
  • Aux
  • Pluriel 

Voorbeeld: 
        Aux États-Unis
        Aux Pays-Bas

Slide 16 - Slide

Villes / villages
Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:
        Je vais à Paris 
        Je vais à Londres

Slide 17 - Slide

Espagne
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 18 - Quiz

Danemark
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 19 - Quiz

Belgique
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 20 - Quiz

Pays-Bas
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 21 - Quiz

Paris
A
À
B
En
C
Au
D
Aux

Slide 22 - Quiz

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 23 - Drag question

Grammaire:Wat is een passé composé?
De passé composé is hetzelfde als in het Nederlands de V.T.T.
Oftewel: onderwerp + vorm van zijn of hebben + voltooid deelwoord.
Bijvoorbeeld: ik heb gelopen / wij hebben gefietst / zij zijn gegaan

In het Frans is de passé composé (Voltooid Tegenwoordige.Tijd.): 
onderwerp + vorm van avoir + voltooid deelwoord

Slide 24 - Slide

Le passé composé

Slide 25 - Slide

De passé composé
bestaat uit 2 delen: Ik heb gegeten

1: Hulpwerkwoord avoir 

2: Voltooid deelwoord

Slide 26 - Slide

STAP 1: Het werkwoord avoir



Het werkwoord avoir is heel belangrijk.







Slide 27 - Slide

STAP 2: Voltooid deelwoord
  • Je werkwoord eindigt op -er: haal -er weg, zet er é voor in de plaats.

manger---> mangé;  parler---> parlé, regarder---> regardé

Slide 28 - Slide

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 29 - Drag question

Passé composé
Manger
j'ai
Parler
tu as
Danser
il a
Jouer
on a
Aimer
nous avons
mangé
parlé
Dansé
joué
aimé

Slide 30 - Drag question

Onregelmatige vormen
Avoir: hebben
être: zijn
faire: doen/maken

Deze werkwoorden krijgen een ander voltooid deelwoord (2e stap) 

Slide 31 - Slide

Avoir: hebben
eu= gehad
Être: zijn
été= geweest
Faire: doen/maken
Fait= gedaan/gemaakt 

Slide 32 - Slide

FAIRE
 AU P.C. 





timer
0:30
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
avons  fait
ont       fait
ai          fait
avez    fait
as         fait
a           fait

Slide 33 - Drag question

Tekst
Het voltooid deelwoord van 'faire'
Het voltooid deelwoord van 'avoir'
Het voltooid deelwoord van 'être' 
fait
été
eu

Slide 34 - Drag question

Passé composé
-er
j'ai
prendre
tu as
être
il a
avoir
on a
faire
nous avons
travaillé
été
eu
pris
fait

Slide 35 - Drag question

avoir
être
faire
été
fait
eu

Slide 36 - Drag question

ik ben geweest
jij bent geweest
hij is geweest
wij zijn geweest
jullie zijn geweest
zij zijn geweest
j'ai été
il a été
vous avez été
ils ont été
tu as été
nous avons été

Slide 37 - Drag question

Sleep het juiste weer naar het juiste plaatje.
Il fait mauvais
Il fait chaud
Il fait froid
Il fait 22 degrés

il fait beau

Slide 38 - Drag question

Passé-composé
J'
Tu
il,elle,on
Nous

Vous
Ils, elles
ai fait
as fait
a fait
 avons fait
avez fait
ont fait

Slide 39 - Drag question

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen! 
je/j'
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
ai été
avez été
avons  été
ont été
a été
as été

Slide 40 - Drag question

ik heb gehad
jij hebt gehad
hij heeft gehad
wij hebben gehad
jullie hebben gehad
zij hebben gehad
j'ai eu
il a eu
vous avez eu
ils ont eu
tu as eu
nous avons eu

Slide 41 - Drag question