Konjunktiv II

Konjunktiv II = aanvoegende wijs
Je wilt een onwerkelijk feit, mogelijkheid of wens uitdrukken:

Ich wäre glücklich, wenn...
Wir hätten gerne ...
Er könnte ... 

1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Konjunktiv II = aanvoegende wijs
Je wilt een onwerkelijk feit, mogelijkheid of wens uitdrukken:

Ich wäre glücklich, wenn...
Wir hätten gerne ...
Er könnte ... 

Slide 1 - Slide

Hoe ziet de Konjunktiv II eruit?
1) een vorm van het werkwoord würden + infinitief
(Ich würde das nicht machen!)
OF
2) het werkwoord heeft een eigen vorm voor de Konjunktiv II
(Ich wäre vorsichtig! Ich hätte das anders gesagt.)

Slide 2 - Slide

 onregelmatige werkwoorden
 modale werkwoorden

Slide 3 - Slide

Hoe gebruik je het ?
1. De Konjunktiv II drukt de Nederlandse zou-vorm uit:
 zou kunnen, zou zijn, zou willen, zou moeten, zou hebben, etc.

Beispiel: 
Ich könnte morgen um 15:00 Uhr.
Das wäre ja toll!
Ich müsste mehr lernen für eine bessere Note.
Er wüsste gerne, wie spät es ist.




Slide 4 - Slide

Hoe gebruik je het ?
2. De Konjunktiv II wordt gebruikt ter uitdrukking van een niet werkelijkheid of wanneer men nog onzeker is of iets werkelijkheid is of wordt.

Beispiel: nicht wirklich, unsicher
Wenn ich das wüsste.                         
Niemals Hausaufgaben: Das wäre schön!  


Slide 5 - Slide

Hoe gebruik je het ?
3. Verder wordt de Konjunktiv II gebruikt als beleefdheidsvorm. Duitsers drukken zich vaak net iets formeler uit, dan wij dat gewend zijn. Dit is van toepassing bij schrijven en spreken.

Beispiel: höflich, formell
Könnten Sie mir bitte helfen?   
Ich hätte gerne 1 Kilo Brot. 
Wir würden gerne einen Tisch reservieren.

Slide 6 - Slide

Zo maak je de vorm van de Konjunktiv II:
Beispiel: Was würdest du machen, wenn du reich wärst?
 
1. machen: zou-vorm van werden + hele werkwoord 
 
2. sein: onregelmatige werkwoorden hebben hun eigen vorm: 
                verleden tijd (=du warst) + Umlaut 

Slide 7 - Slide

zou gaan: Ich ________ gern mal nach Texel ____.

Slide 8 - Open question

zou ik zijn: Dann … oft auf dieser Insel.

Slide 9 - Open question

zou kosten: Was ________ ein Flug nach Lissabon _________?

Slide 10 - Open question

zou u doen: Was ________ Sie ____________, Herr Pfau?

Slide 11 - Open question

zouden zijn weggegaan: Wir … auch schnell … .

Slide 12 - Open question

zouden hebben: Ach, wenn sie nur etwas mehr Geduld … .

Slide 13 - Open question

zou kunnen doen: Ich … so was nicht … !

Slide 14 - Open question

Maak de zin af:
Wenn ich Präsident von Amerika wäre, ...

Slide 15 - Open question

Maak de zin af:
Wenn ich 1 Million Euro hätte, ...

Slide 16 - Open question

Maak de zin af:
Wenn ich fliegen könnte, ...

Slide 17 - Open question

Du hast es geschafft!
Jetzt kannst du...
  • etwas Unsicheres oder Unwahrscheinliches ausdrücken
  • einen Wunsch ausdrücken
  • dich höflich ausdrücken

Slide 18 - Slide