This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Leenwoorden
Slide 1 - Slide
enthousiast
Slide 2 - Slide
Schrijf wat je net hebt gezien:
Slide 3 - Open question
stationnetje
Slide 4 - Slide
Schrijf wat je net hebt gezien:
Slide 5 - Open question
etalage
Slide 6 - Slide
Schrijf wat je net hebt gezien:
Slide 7 - Open question
corsage
Slide 8 - Slide
Schrijf wat je net hebt gezien:
Slide 9 - Open question
Schrijf wat je net hebt gezien:
Slide 10 - Open question
nieuwsgierig
Slide 11 - Slide
Schrijf wat je net hebt gezien:
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Leenwoorden
Woorden uit een andere taal die we in het Nederlands gebruiken.
Meestal uit het: Engels, Frans, Duits, Latijn
Maar ook uit het: Fins, Japans, Spaans
Het zijn weetwoorden.
Slide 14 - Slide
FUNNY HOME VIDEOS
Ik kreeg dit weekend een email met een link naar een filmpje. Het was gefilmd door de coach van mijn zoon. Ik ben zelf trainer van dat team. Op mijn laptop bekeek ik de video. Tijdens de wedstrijd nam de tegenpartij een corner en vlak voor de keeper de bal wilde pakken, maakte mijn zoon hands. Penalty!
De kids waren echt 'not amused'. De keeper had een prachtige safe en kickte de bal toen in een keer naar voren. Mijn zoon nam de bal aan, dribbelde naar voren en in dezelfde minuut scoorde hij een prachtige goal. 'Amazing!'
Slide 15 - Slide
Je zegt:
jes
flet
wiekent
lunsj
kompjuter
Je schrijft:
......
.....
.....
.....
......
Slide 16 - Slide
Je zegt:
jes
flet
wiekent
lunsj
kompjuter
Je schrijft:
YES
FLAT
WEEKEND
LUNCH
COMPUTER
Slide 17 - Slide
Franse leenwoorden
* routewoord
* chefwoord
* garagewoord
*cadeauwoord
* caféwoord
* militairwoord
* trottoirwoord
Slide 18 - Slide
Wat is een Frans leenwoord?
A
sticker
B
badkamer
C
spiegel
D
douche
Slide 19 - Quiz
Verbeter dit fout geschreven woord: punèze
Slide 20 - Open question
Je ziet hier friet met ........... (een Frans leenwoord, maar als je het in Frankrijk bestelt, smaakt het heel anders dan hier)