H4/H5: Nakijken Gram. H4: 5, als/dan, signaalwoorden (Over taal)

- Nakijken Gram. H5: 5
- Uitleg als / dan en verwijswoorden
- Huiswerk maken
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Nakijken Gram. H5: 5
- Uitleg als / dan en verwijswoorden
- Huiswerk maken

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Gram. H5:

- Je kunt een zin in zinsdelen verdelen en de zinsdelen benoemen.


Over taal H5:

- Je kunt als en dan op een goede manier gebruiken.

- Je weet wat signaalwoorden zijn en waarvoor je ze gebruikt.

Slide 2 - Slide

Herhalen zinsdelen

  • Wwg = alle werkwoorden + te + aan het + splitswerkwoorden
  • Ond = wie/wat + wwg?
  • Lv = wie/wat + wwg + ond?
  • Mv = aan wie / voor wie? (alleen bij een lv)
  • Bwb = prullenbak (alles wat je overhoudt) - waar, wanneer, hoe, hoeveel etc.


Slide 3 - Slide

Nakijken opdracht 4 (blz. 219)
2 De toets was volgens de docent heel goed gemaakt.

3 Het nieuws komt vanmiddag met een extra uitzending.

4 De beroemde zanger heeft zijn fans na het concert via sociale 

media een bedankje gestuurd.

Slide 4 - Slide

Nakijken opdracht 4 (blz. 219)
5 Wanneer gaan jullie mee naar de Efteling?

6 Vanwege het slechte weer moest het verkeer voorzichtig 

rijden.

Slide 5 - Slide

Die hond is groter ......... mijn teckel.
A
als
B
dan

Slide 6 - Quiz

Jouw bril is even leuk ...... de mijne.
A
als
B
dan

Slide 7 - Quiz

Die hond is groter DAN mijn teckel.
Jouw bril is even leuk ALS de mijne.
Welke regel kun je hieruit afleiden?

Slide 8 - Open question

Uitleg als/dan

Dan:

- vergrotende trap                             Hij is kleiner dan hem.

- ander, andere en anders             Het is anders dan ik dacht.

Als:

- net zo / even (gelijk aan elkaar)   Hij is even klein als hij.

- niet zo                                                      Hij is niet zo groot als ik ben.

- drie, vier keer zo                                  Hij is drie keer zo groot als ik.

Slide 9 - Slide

Ezelsbruggetje

Als = gelijk




Dan = ongelijk

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Joey houdt van timmeren. .................. heeft hij gekozen voor de opleiding Meubelmaken.
A
daardoor
B
omdat
C
daarom

Slide 13 - Quiz

Uitleg signaalwoorden

Signaalwoorden verbinden zinnen of regels een elkaar.

- Signaalwoorden van opsomming

- Signaalwoorden van tegenstelling

- Signaalwoorden van reden

Slide 14 - Slide

Signaalwoorden van opsomming

Na elkaar opnoemen van een aantal punten of onderdelen.



en, ook, ten eerste, ten tweede, bovendien


Slide 15 - Slide

Signaalwoorden van tegenstelling

Twee dingen noemen die tegenover elkaar staan (verschillend zijn) 


maar, daarentegen, toch, echter

Slide 16 - Slide

Signaalwoorden van reden

Waarom iemand iets doet, waarom iets gebeurt


omdat, namelijk want

Slide 17 - Slide

De scholen zijn dicht vanwege de meivakantie.
Vanwege =
A
opsomming
B
reden
C
tegenstelling

Slide 18 - Quiz

De leerlingen zijn boos, want de docent geeft een proefwerk op voor morgen
A
opsomming
B
reden
C
tegenstelling

Slide 19 - Quiz

De docent Engels heeft namelijk ook een proefwerk opgegeven.
Ook =
A
opsomming
B
reden
C
tegenstelling

Slide 20 - Quiz

Huiswerk

Over taal H4: 5 (blz. 183)

Over taal H5: 8 (alleen vraag 1) en 9 (blz. 232)

Slide 21 - Slide