werkwoordspelling les 1 tot en met 3 (1.9 en 2.9)

Welkom!

Leg alvast klaar:
  • leerwerkboek deel A, schrift, pen
Les 1
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Leg alvast klaar:
  • leerwerkboek deel A, schrift, pen
Les 1

Slide 1 - Slide

Startopdracht
  1. Als je een woord opschrijft, (onthouden) je het veel beter.
  2. Het onweer kwam eraan, want het (weerlichten vt) de hele tijd.
  3. Haarlem (verdedigen) zich in 1573 moedig, maar moest opgeven.
  4. Als je die woorden vaak (herhalen), zul je ze foutloos schrijven.
  5. Wie (leiden) jonge mensen op tot bioloog?
  6. Als je het eten goed kauwt, (verteren) het beter.
  7. Je zult later meer aan dit boek hebben dan je nu (vermoeden).
  8. Waarom (vermelden vt) je in je brief niet wat je wilt vragen?

Slide 2 - Slide

Startopdracht
  1. Als je een woord opschrijft, (onthoud) je het veel beter.
  2. Het onweer kwam eraan, want het (weerlichtte) de hele tijd. (vt)
  3. Haarlem (verdedigde) zich in 1573 moedig, maar moest opgeven.
  4. Als je die woorden vaak (herhaalt), zul je ze foutloos schrijven.
  5. Wie (leidt) jonge mensen op tot bioloog?
  6. Als je het eten goed kauwt, (verteert) het beter.
  7. Je zult later meer aan dit boek hebben dan je nu (vermoedt).
  8. Waarom (vermeldde) je in je brief niet wat je wilt vragen?

Slide 3 - Slide

Planning
  • Herhalen pv tegenwoordige tijd  en verleden tijd
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les 

Slide 4 - Slide

Uitleg persoonsvorm tt
  1. Hoe vind je de persoonsvorm?
  2. Wat zijn de regels bij tegenwoordige tijd?

Slide 5 - Slide

Uitleg persoonsvorm tt
  1. Hoe vind je de persoonsvorm?
  2. Wat zijn de regels bij tegenwoordige tijd?

  • Ik erbij, jij erachter => ik-vorm              ik fiets, loop jij
  • Rest enkelvoud => ik-vorm + t             jij wordt, hij bakt
  • Meervoud => hele werkwoord             wij / jullie / zij lopen

Slide 6 - Slide

Uitleg persoonsvorm vt
  1. Wat is een sterk en zwak werkwoord?
  2. Wat zijn de regels bij verleden tijd?

Slide 7 - Slide

Uitleg persoonsvorm vt
  1. Wat is een sterk en zwak werkwoord?
  2. Wat zijn de regels bij verleden tijd?

Sterk werkwoord: klank verandert tt naar vt, vd op -en
Zwak werkwoord: klank verandert niet van tt naar vt
Onregelmatig werkwoord: geen regels => weten

Slide 8 - Slide

Uitleg persoonsvorm vt
  1. Wat is een sterk en zwak werkwoord?
  2. Wat zijn de regels bij verleden tijd?

Sterke werkwoorden: zo kort en eenvoudig mogelijk
ik loop, ik liep; ik lees, ik las; ik help, ik hielp

Slide 9 - Slide

Uitleg persoonsvorm vt
Wat zijn de regels bij verleden tijd zwakke werkwoorden?

  1. Kijk naar de STAM van het werkwoord              fietsen
  2. taxi kofschip ja? => ik-vorm + te / ten                fietste
  3. taxi kofschip nee? => ik-vorm + de / den           rennen
                                                                                 rende

Slide 10 - Slide

Werkmoment
Maken 1.9: 3, 4, 5, 6
Kijk na en verbeter

Maken 2.9: 3, 4, 5, 6
Kijk na en verbeter






Gebiedende wijs: 
lees p. 146
ik-vorm

Slide 11 - Slide

Vooruitblik

Vrijdag: leesles / fictieopdracht
afronden weektaak

Slide 12 - Slide

Welkom!

Leg alvast klaar:
  • leerwerkboek deel A, schrift, pen
  • leesboek
Les 2

Slide 13 - Slide

timer
30:00

Slide 14 - Slide

Werkmoment

Ga bezig met je fictietaak

Weektaak is afgerond?

Slide 15 - Slide

Vooruitblik


Verder met paragraaf 3.9 en 4.9

Slide 16 - Slide

Welkom!

Leg alvast klaar:
  • leerwerkboek deel A, schrift, pen
  • leesboek
  • iPad (dicht)
Les 2

Slide 17 - Slide

timer
10:00

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Planning
  • Herhalen pv verleden tijd (verlengde instructie)
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les 

Slide 20 - Slide

Werkmoment
persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd
alle opdrachten groen => resetten

  • Maak digitaal van 1.9: 1-1b, 4, 5 en 10-1
  • Lastig? 
Oefen met Versterk Jezelf in de methode

Slide 21 - Slide

Lopen
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 22 - Quiz

Fietsen
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 23 - Quiz

Branden
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 24 - Quiz

Willen
A
sterk
B
zwak
C
onregelmatig

Slide 25 - Quiz

Uitleg persoonsvorm vt
  1. Hoe vind je de persoonsvorm?
  2. Wat is een sterk en zwak werkwoord?
  3. Wat zijn de regels bij verleden tijd?

Sterke werkwoorden: zo kort en eenvoudig mogelijk
ik loop, ik liep; ik lees, ik las; ik help, ik hielp

Slide 26 - Slide

Uitleg persoonsvorm vt
Wat zijn de regels bij verleden tijd zwakke werkwoorden?

  1. Kijk naar de STAM van het werkwoord              fietsen
  2. taxi kofschip ja? => ik-vorm + te / ten                fietste
  3. taxi kofschip nee? => ik-vorm + de / den           rennen
                                                                                 rende

Slide 27 - Slide

Hij .................(branden) zijn vingers.
verleden tijd

Slide 28 - Open question

.........(werken) jullie in het weekend?
verleden tijd

Slide 29 - Open question

Jij .............. (reizen) altijd met de trein.
verleden tijd

Slide 30 - Open question

Reizen
Stam: reiz
z niet in taxi kofschip => ik-vorm + de / den

Ik-vorm: ik reis
Jij reisde
Wij reisden

Slide 31 - Slide

Werkmoment
persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd
alle opdrachten groen => resetten

  • Maak digitaal van 1.9: 1-1b, 4, 5 en 10-1
  • Lastig? 
Oefen met Versterk Jezelf in de methode

Slide 32 - Slide

Welkom!

Leg alvast klaar:
  • leesboek
  • iPad (dicht)
Les 3

Slide 33 - Slide

timer
10:00

Slide 34 - Slide

Planning
  • Stelling
  • Herhalen voltooid deelwoord (verlengde instructie)
  • Werkmoment
  • Afsluiten van de les 

Slide 35 - Slide

Stelling: welke is goed?

Het is vaak gebeurt dat je een persoonsvorm niet herkend.

Het is vaak gebeurd dat je een persoonsvorm niet herkend.

Het is vaak gebeurd dat je een persoonsvorm niet herkent.

Slide 36 - Slide

Werkmoment
persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd / voltooid dw
alle opdrachten groen => resetten

  • Maak digitaal van 1.9: 1-1b, 4, 5 en 10-1
  • Maak digitaal van 3.9: 4
  • Cambiumned / werkwoordspelling / voltooid-onvoltooid dw
       oefening 2, 3 en 6. 

Slide 37 - Slide

Uitleg voltooid deelwoord
  1. Hoe vind je het voltooid deelwoord?
  2. Wat is een sterk en zwak werkwoord?
  3. Wat zijn de regels voor het voltooid deelwoord?


Slide 38 - Slide

Uitleg voltooid deelwoord
  1. Hoe vind je het voltooid deelwoord?

  • Voltooid deelwoord samen met hww (hebben/zijn/worden)
  • Begint vaak met ge-, be-, ver-, her-. 
  • Handeling is afgerond. Ik eet <=> Ik heb gegeten.

Slide 39 - Slide

Uitleg voltooid deelwoord
  1. Hoe vind je het voltooid deelwoord?
  2. Wat is een sterk en zwak werkwoord?

Sterk werkwoord => schrijf zoals je het hoort
Ik ben naar school gelopen. Hij is naar huis gegaan.

Zwak werkwoord => gebruik de regels


Slide 40 - Slide

Uitleg voltooid deelwoord
Wat zijn de regels voor het voltooid deelwoord?

  1. Kijk naar de STAM van het werkwoord      fietsen / rennen
  2. taxi kofschip ja? => ge- + ik-vorm + t        gefietst
  3. taxi kofschip nee? => ge- + ik-vorm + d    gerend

Of maak het langer in vt: wij fietsten, wij renden

Slide 41 - Slide

Uitleg persoonsvorm vt
Wat zijn de regels bij verleden tijd zwakke werkwoorden?

  1. Kijk naar de STAM van het werkwoord              fietsen
  2. taxi kofschip ja? => ik-vorm + te / ten                fietste
  3. taxi kofschip nee? => ik-vorm + de / den           rennen
                                                                                 rende

Slide 42 - Slide

Ik heb mijn knie .............. (schaven).

Slide 43 - Open question

Wij hebben onze tas............ (pakken).

Slide 44 - Open question

Het ongeluk is op de hoek ..... (gebeuren).

Slide 45 - Open question

Zij is naar Zwolle .......... (verhuizen).

Slide 46 - Open question

Werkmoment
persoonsvorm tegenwoordige tijd en verleden tijd / voltooid dw
alle opdrachten groen => resetten

  • Maak digitaal van 1.9: 1-1b, 4, 5 en 10-1
  • Maak digitaal van 3.9: 4
  • Cambiumned / werkwoordspelling / voltooid-onvoltooid dw
       oefening 2, 3 en 6. 

Slide 47 - Slide