Korte verhalen 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Korte verhalen - les 2

Omschrijf in steekwoorden de belangrijkste gebeurtenissen.

Welke open plekken/vragen heeft het verhaal?

Personages

• karakters (gevoelens, gedachtes, ontwikkeling)
• types (vooral uiterlijk)
• identificatie & sympathie  --> spanning
• antiheld

Wie is de hoofdpersoon in dit verhaal?

Noem 3 types uit het verhaal

Ruimte

• plaats
  
• weer
  
• seizoen
  
• verleden
  
• toekomst

• zorgt voor sfeer & spanning
• Overeenkomst (ruimte past bij handeling)
• Contrast

Welke ruimtes zijn belangrijk bij dit verhaal?

1. park
2. auto
3. regen
4. huis

Tijd

• chronologisch 
• flashback: onderbreekt chronologie; terugblik
• flashforward: verwijst naar iets wat nog gebeuren gaat
• tijdverdichting: stuk samengevat in aantal woorden 
• tijdsprong: overgeslagen stuk (open plek, spanning)
• tijdvertraging: schrijver laat gebeurtenissen langer duren (spanning)

Is dit verhaal chronologisch verteld?

1. ja
2. nee

Volgende week

Bespreken we andere literaire begrippen bij hetzelfde verhaal.