Tekst 1 examen 2014 (Waarom jongens geen meisjes zijn...)

Examen 2016: Tekst met vragen
(Tekst 4: Waarom jongens geen meisjes zijn en meisjes geen jongens)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Examen 2016: Tekst met vragen
(Tekst 4: Waarom jongens geen meisjes zijn en meisjes geen jongens)

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Vraag 18. Een schrijver kan verschillende doelen hebben met het schrijven van een tekst.
Welke twee tekstdoelen zie je met name terug in deze tekst?
A
amuseren en informeren
B
amuseren en overtuigen
C
informeren en overtuigen
D
informeren en tot handelen aanzetten

Slide 3 - Quiz

Vraag 19. Hoe wordt de tekst ingeleid in alinea 1?
De tekst wordt ingeleid door:
A
de aanleiding te noemen voor het schrijven van het artikel
B
een voorbeeld te geven bij het onderwerp
C
een voor de tekst belangrijke vraag te stellen
D
het standpunt van de schrijver weer te geven

Slide 4 - Quiz

Vraag 20. De alinea's 2, 3 en 4 horen bij elkaar. Welke vraag geeft het beste de inhoud van de alinea's 2, 3 en 4 samen weer?
A
Bestaan er verschillen tussen jongens en meisjes?
B
Verschillen hersenen van jongens en meisjes?
C
Waarom verschillen de verwachtingen van ouders en leerkrachten?
D
Wat zijn de oorzaken voor verschillen tussen jongens en meisjes?

Slide 5 - Quiz

Vraag 21. De schrijver is het niet eens met journalisten die aangeven dat er geen verschillen bestaan tussen jongens en meisjes. Citeer een woord of woordgroep uit alinea 2 waaruit blijkt dat de schrijver het niet eens is met deze journalisten.

Slide 6 - Open question

Vraag 22. "Dit wordt 'sekse-stereotypering' genoemd."
(r. 25-27)
Leg uit wat er in de tekst met 'sekse-stereotypering' bedoeld wordt. Gebruik voor je antwoord niet meer dan 20 woorden.

Slide 7 - Open question

Vraag 23. "Mannen en vrouwen verschillen in ten minste vier T's: Talents, Tastes, Temperaments en Tails". (r. 68-71)
Welke van deze vier T's is geen eigenschap van de man of vrouw zelf?

Slide 8 - Open question

Vraag 24. "Mannen en vrouwen verschillen in tenminste vier T's: Talents, Tastes, Temperaments en Tails." (r. 68-71)
Leg voor iedere T uit wat het verschil tussen mannen en vrouwen is.

Slide 9 - Open question

Vraag 25. Welke tekststructuur herken je in al. 6 t/m 9?
A
middel-doel
B
opsomming
C
overeenkomst - verschil
D
voorwaarde

Slide 10 - Quiz

Vraag 26. "Mannen zijn gemiddeld competitiever ingesteld (...)" (r. 101-102).
Citeer twee woorden of woordgroepen die de schrijver in al. 8 gebruikt voor 'competitiever'.

Slide 11 - Open question

Vraag 27. "De prooi (...) pad zijn." (r. 144-152).
Dit tekstgedeelte geeft een verklaring voor het verschil tussen mannen en vrouwen in:
A
Tails
B
Talents
C
Tastes
D
Temperaments

Slide 12 - Quiz

Vraag 28. Een schrijver kan een tekst op verschillende manieren afsluiten:
1. door een aanbeveling te doen, 2. door een conclusie te trekken, 3. door een samenvatting te geven, 4. door een toekomstverwachting te geven.
Welke twee manieren vind je terug in alinea 11 van deze tekst?

Slide 13 - Open question

Vraag 29. Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte weer van deze tekst?
A
De aangeboren verschillen tussen jongens en meisjes moeten niet ontkend worden
B
De onderzochte verschillen tussen jongens en meisjes zijn gemiddelden
C
Jongens en meisjes zijn zowel op ruimtelijk als verbaal gebied verschillend
D
Wetenschappers zijn het oneens over de verschillen tussen jongens en meisjes

Slide 14 - Quiz