121217 2mc

Guten Tag und herzlich Willkommen 2mc!
Programm
1) Administration
2) Rückblick
3) der, die, das
4) Selbstständig arbeiten
5) Wiederholung haben & sein
5) Abschluss
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Guten Tag und herzlich Willkommen 2mc!
Programm
1) Administration
2) Rückblick
3) der, die, das
4) Selbstständig arbeiten
5) Wiederholung haben & sein
5) Abschluss

Slide 1 - Slide

Administration
Donnerstag: Beurteilung Frau Opitz

Freitag: Formatieve Evaluatie 1
- der, die, das; Kapitel 4 - Wörterlsite A; Wiederholung Kapitel 1-3

Hausaufgaben (für Donnerstag)
- Lernen: Kapitel 4, Wörterliste A

Slide 2 - Slide

Rückblick
Welches Thema besprechen wir?

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Slide 3 - Slide

Der, die, das
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden, waar jet "...", "..." of "..." kunt voorzetten
de, het, een
Ze worden in het Duits altijd met een H....... aan het begin geschreven
Hoofdletter
In het Duits zijn er 3 soorten zelfst. naamwoorden. Met het lidwoord "...", "..." of "..."
der, die, das

Slide 4 - Slide

Regeln der, die, das
Er zijn drie verschillende vormen zelfstandige naamwoorden in het Duits.
1) met lidwoord "der": Deze woorden zijn mannelijk (bijv: der Mann)
2) met lidwoord "die": Deze woorden zijn vrouwelijk (bijv: die Frau)
3) met lidwoord "das": Deze woorden zijn onzijdig (bijv: das Kind)
!BIJ MEERVOUD IS HET LIDWOORD ALTIJD "DIE"!
1) Mannelijk zijn: alle woorden die biologisch mannelijk zijn
- der Stier, der Mann, der Opa
2) Vrouwelijk zijn alle woorden die biologisch vrouwelijk zijn/ zaaknamen die eindigen op een -e:
- die Frau, die Kuh, die Oma /  die Rose (de roos), die Schule (de school),
3) Onzijdig zijn de meeste woorden waarvan het lidwoord in NL "het" is
- het schaap - das Schaf; het kantoor - das Büro

Slide 5 - Slide

Selbstständig arbeiten
Arbeitsbuch, S. 16, Aufgabe 6.2 b) machen

Fertig (klaar)?
Arbeitsbuch, S. 11, Wörterliste A
- kies een kleur voor der-, een kleur voor die-, een kleur voor das- en een kleur voor meervoud-woorden: kleur de woorden in de woordenlijst en opdracht b met de goede kleur in!
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Aufgabe 6.2 besprechen

Slide 7 - Slide

Wiederholung haben & sein
"haben" heißt auf Niederländisch?
hebben
"sein" heißt auf Niederländisch?
zijn

Slide 8 - Slide

haben

  • ich habe
  • du hast
  • er/sie/es hat
  • wir haben
  • ihr habt
  • sie/ Sie haben
sein

  • ich bin
  • du bist
  • er/sie/es ist
  • wir sind
  • ihr seid
  • sie/Sie sind

Slide 9 - Slide

ik ben

Slide 10 - Open question

wij zijn

Slide 11 - Open question

jullie zijn

Slide 12 - Open question

wij hebben

Slide 13 - Open question

ik heb

Slide 14 - Open question

jij hebt

Slide 15 - Open question

zij heeft

Slide 16 - Open question

Abschluss
Was hast du heute gelernt?

Slide 17 - Slide