Herhaling leerstof Chapitre 3

14.03.2022
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

14.03.2022

Slide 1 - Slide

le programme d'aujourd'hui
- Voorstellen
- LessenUP herhaling Chapitre 3
 

Slide 2 - Slide

Mon copain, Bas
Mon petit job, Fris sieraden

Slide 3 - Slide

Ça coute combien?
getallen = les nombres!

Slide 4 - Slide

Cent-cinq
A
50
B
105
C
51
D
151

Slide 5 - Quiz

Quarte-vingt-onze
A
88
B
81
C
99
D
91

Slide 6 - Quiz

cent-soixante-dix
A
136
B
130
C
160
D
170

Slide 7 - Quiz

quarante-et-un
soixante-quatorze 
cinq-cents
Trois-cent-quarte-vingt-dix
Quarte-cents-soixante-quatorze
Quarte-vingt-dix-neuf
41
99
390
500
74
474

Slide 8 - Drag question

Ik beheers de getallen tot 1000.
ik moet er vanmiddag nog even naar kijken
ja
nee

Slide 9 - Poll

vouloir = willen       
pouvoir = kunnen/mogen

Slide 10 - Slide

Hij wil (vouloir)
A
il peut
B
il veut
C
elle veut
D
il voulez

Slide 11 - Quiz

wij mogen (pouvoir)
A
nous voulons
B
vous pouvez
C
ils peuvent
D
nous pouvons

Slide 12 - Quiz

Jullie willen (Vouloir)
A
vous pouvez
B
ils veulent
C
vous voulez
D
nous voulons

Slide 13 - Quiz

Zij mogen (Pouvoir)
A
vous voulez
B
ils peuvent
C
il peut
D
elle peut

Slide 14 - Quiz

Elles veulent
nous pouvons
vous voulez
je peux
tu veux
ils peuvent
ik mag
zij willen
Jij wil
wij mogen
zij mogen
jullie willen

Slide 15 - Drag question

ik beheers werkwoorden Pouvoir & Vouloir
ik moet er vanmiddag nog even naar kijken
ja
nee

Slide 16 - Poll

Slide 17 - Slide

Ce, cet, cette ou ces?
Un taille (een kledingmaat)
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 18 - Quiz

Ce, cet, cette ou ces?
Un oncle (de oom)
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 19 - Quiz

Ce, cet, cette ou ces?
Mes lunettes de soleil (Mijn zonnebril, vrouwelijk)

A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 20 - Quiz

ik beheers de aanwijzende voornaamwoorden Ce, cet, cette ou ces
ik moet er vanmiddag nog even naar kijken
ja
nee

Slide 21 - Poll

Slide 22 - Slide

Wat wil je kopen?
A
Qu'est-ce que tu veux acheter?
B
Qu'est-ce que tu peux acheter?
C
Qu'est-ce que tu peux quelque chose au magasin
D
Qu'est-ce que je veux acheter?

Slide 23 - Quiz

Hij draagt altijd sportschoenen en een pet.
A
Il porte toujours des chaussures et une casquette.
B
Elle porte toujours un pantalon et une casquette.
C
Il porte toujours des baskets et une casquette.
D
Elle porte toujours des chaussures et une jupe.

Slide 24 - Quiz

Ja, ik wil graag een nieuwe spijkerbroek kopen.
A
Oui, je voudrais acheter une nouvelle jupe.
B
Oui, je voudrai acheter un nouveau jean.
C
Oui, elle veut acheter une nouvelle jupe.
D
Oui, je voudrai acheter un nouveau pantalon.

Slide 25 - Quiz

Ik beheers de "Phrases-clés"
ik moet er vanmiddag nog even naar kijken
ja
nee

Slide 26 - Poll

Slide 27 - Slide

Un instant

Slide 28 - Open question

De verjaardag

Slide 29 - Open question

lelijk

Slide 30 - Open question

nécessaire

Slide 31 - Open question

Ik beheers de vocabulaire
ik moet er vanmiddag nog even naar kijken
ja
nee

Slide 32 - Poll

ik ga het proefwerk morgen goed maken
ja
ik ga hem goed maken, maar moet nog wel even oefenen.

Slide 33 - Poll