§14.2 Het oog (dl 2)

14.2 Je gezichtszintuig deel 2
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

14.2 Je gezichtszintuig deel 2

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kan in het algemeen uitleggen dat er verschillende soorten prikkels zijn en deze koppelen aan verschillende zintuigen.
  • Je kan uitleggen wanneer een prikkel wel of niet tot een reactie leidt met behulp van de begrippen adequate prikkel en drempelwaarde. 
  • Je kan het verschil in de werking en verdeling van staafjes en kegeltjes binnen het netvlies uitleggen en toepassen (m.b.t. de gele en de blinde vlek). 
  • Je kan kleurenblindheid en nachtblindheid uitleggen met behulp van de werking van de staafjes en kegeltjes in het netvlies.
  • Je kan uitleggen wat er aan de hand is bij oogafwijkingen als verziendheid, bijziendheid en staar met behulp van de werking van de ooglens. 
  • Je kan uitleggen met welke middelen deze lensafwijking verholpen kunnen worden, zoals een operatie of een bril/lenzen met holle (-) of bolle (+) glazen.

Slide 2 - Slide

Onderdeel 1
Afwijkingen aan de ooglens

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Lens - verziend/ bijziend
 Je hebt een bolle lens/ + brillenglas nodig.
Verziend: beeld scherp áchter je netvlies.
Je kunt dichtbij niet scherp zien, je lens is niet bol genoeg/ je oog is te lang.

Slide 5 - Slide

Lens - verziend/ bijziend
 Je hebt een holle lens/ - brillenglas nodig.
Bijziend: beeld scherp vóó'r je netvlies.
Je kunt veraf niet scherp zien, je lens is niet plat genoeg/ je oog is te kort.

Slide 6 - Slide

Lens - oudziend
Oudziend: de lens is niet flexibel genoeg meer en wordt niet bol genoeg meer om goed dichtbij de zien. 
Iemand die bijziend is kan dus op latere leeftijd tóch een leesbril nodig hebben.

Slide 7 - Slide

Lens - staar
Staar: troebele ooglens door ophoping en samenklontering van afbraak producten van eiwitten.

Staaroperatie: nieuwe lens!

Slide 8 - Slide

Leg in je eigen woorden uit wat er aan de hand is wanneer iemand verziend of bijziend is.
Meer info nodig? Kijk op: https://maken.wikiwijs.nl/104497#!page-3409750

Slide 9 - Open question

Neem de tabel over in en vul in. Maak een foto en lever deze hier in, plaats hem ook in je portfolio.

Slide 10 - Open question

Zoek op internet wat staar is en hoe deze aandoening verholpen kan worden. Leg in eigen woorden uit.

Slide 11 - Open question

Onderdeel 2
Zintuigcellen

Slide 12 - Slide

Zintuigen algemeen
Lees de volgende twee bronnen over zintuigen:
1. https://maken.wikiwijs.nl/104497#!page-3408859
2. https://maken.wikiwijs.nl/104497#!page-3408864

en bekijk het uitlegfilmpje over adequate prikkels en de drempelwaarde -->

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Zintuigcellen
Adequate prikkel:
Cellen op het netvlies zijn gespecialiseerd in het registreren van licht.
Deze cellen zullen dus niet reageren op bijv. geluid of warmte.
Drempelwaarde: 
Er moet voldoende licht op de zintuigcel vallen om een reactie te krijgen. Alles-of-niets principe.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Kegeltjes en staafjes
Het netvlies heeft twee verschillende zintuigcellen:
Kegeltjes en staafjes.

Door licht wordt een pigment (kleurstof) afgebroken en dit zorgt voor een impuls (bericht) richting de hersenen.


Slide 17 - Slide

Kegeltjes
  • Drie verschillende typen die gevoelig zijn voor verschillende kleuren licht (rood/ groen/ blauw) door verschillende pigmenten. Met de kegeltjes kun je dus kleuren zien.
  • Ze hebben een hoge drempelwaarde (niet zo lichtgevoelig)
  • Ze zitten vooral in de gele vlek


Slide 18 - Slide

Staafjes
  • bevatten één pigment: staafjesrood. Je kunt er alleen grijstinten mee zien.
  • Ze hebben een lage drempelwaarde (lichtgevoelig)
  • Ze zitten vooral buiten de gele vlek in een lage dichtheid (je kunt er niet heel scherp mee zien).


Slide 19 - Slide

Netvlies: kegeltjes en staafjes

Slide 20 - Slide

Nachtblindheid
Onvoldoende staafjesrood (pigment in de staafjes) zorgt voor minder lichtgevoeligheid in de staafjes. Hierdoor is het zicht in de schemer minder: nachtblindheid.

Slide 21 - Slide

Kleurenblindheid
De pigmenten in de kegeltjes zijn normaal gevoelig voor rood, groen of blauw.
  • een van de pigmenten ontbreekt: je kunt die kleur dan niet zien
  • een van de pigmenten is verandert waardoor hij gevoelig wordt voor een andere kleur: je kunt dat het verschil tussen kleuren niet goed zien (groen/ rood bijvoorbeeld)

Slide 22 - Slide

Noem voorbeelden van mechanische en chemische prikkels en de bijbehorende zintuigen.


Slide 23 - Open question

Wat zijn de adequate prikkels voor de lichtreceptoren in je ogen, de haarcellen in je oren en de verschillende receptoren (zintuigcellen) in je huid?


Slide 24 - Open question

Welke zintuigcellen in je netvlies gebruik je voor het zien van kleur?

Slide 25 - Open question

Welke kegeltjes worden actief bij het zien van wit licht?

Slide 26 - Open question

Noem 3 verschillen tussen staafjes en kegeltjes.

Slide 27 - Open question

Welke lichtgevoelige zintuigcellen hebben een lage drempelwaarde?

Slide 28 - Open question

Je kijkt in de nacht recht naar een ster: Je ziet hem niet. Maar als je er net naast kijkt zie je hem wel. Ra, ra hoe kan dit?

Slide 29 - Open question

Onderdeel 3
Impulsen naar je hersenen

Slide 30 - Slide

Impulsen naar je hersenen
Alle kegeltjes en staafjes geven impulsen (berichten) door aan je hersenen.
Dit gebeurt door zenuwcellen (neuronen).
De hersenen interpreteren het beeld (3D beeld, herkennen van vormen).

Slide 31 - Slide

Impulsen naar je hersenen
Gezichtbedrog: de interpretatie door de hersenen klopt niet met de werkelijkheid.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Impulsen naar je hersenen
Voor het coördineren van bewegingen gebruiken je hersenen informatie van verschillende zintuigen:
  • gezichtszintuig
  • evenwichtszintuigen (in je oor)
  • spierspoeltjes

Kloppen de zintuigen niet met elkaar dan ontstaat duizeligheid.

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Afronding Oog dl2
-Maak Nectar 14.2 opdr 5 t/m 7 + opdr 10 t/m 14
- Verwerk de leerdoelen tot een samenvatting van de lesstof.
- Geef een omschrijving van de begrippen.


Slide 36 - Slide