Atoombouw oefenmoment 2

Lesdoelen:
  • Het atoomnummer kunnen vinden.
  •  Massagetal van een atoom vinden.
  • De relatieve atoommassa berekenen.
  • Molecuulmassa berekenen.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesdoelen:
  • Het atoomnummer kunnen vinden.
  •  Massagetal van een atoom vinden.
  • De relatieve atoommassa berekenen.
  • Molecuulmassa berekenen.

Slide 1 - Slide

 Atoombouw

Slide 2 - Slide

Het atoom
Dalton

Een atoom is een massief balletje.

Ieder atoom heeft volgens Dalton een verschillende diameter en is daardoor uniek voor een bepaalde atoomsoort.

Slide 3 - Slide

Rutherford
Atoommodel Rutherford:

Atomen hebben een kleine positieve kern met een negatieve wolk waar elektronen zich in bevinden.

Slide 4 - Slide

Rutherford (1911)

Slide 5 - Slide

Atoombouw volgens Bohr
Een atoom is opgebouwd uit protonen, neutronen en elektronen.
De 1+ geladen protonen (p) en de ongeladen neutronen (n) bevinden zich in de atoomkern.
De 1− geladen elektronen (e-)bevinden zich in een wolk rond de atoomkern.

Slide 6 - Slide

Atoombouw
Een atoom bestaat uit:
- protonen (kern) (+)
- neutronen (kern)(o)
- elektronen op een schil rond de kern
- hoeveel schillen?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
  • atoomnummer = aantal protonen
  • aantal elektronen = aantal protonen (geen lading)
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Vul onderstaande tabel in:
atoomsoort
     S
massagetal
     40
atoomnummer
      30
aantal protonen
      18
aantal neutronen
    16
aantal elektronen
      30

Slide 11 - Slide

Het element met atoomnummer 11 is natrium
timer
0:15
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
timer
0:15
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 13 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
timer
0:20
A
11
B
12
C
13
D
34

Slide 14 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
timer
0:20
A
11
B
12
C
13
D
24

Slide 15 - Quiz

Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
timer
0:20
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)

Slide 16 - Quiz

Het atoomnummer is het aantal...
timer
0:20
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 17 - Quiz

Wat weegt een atoom?
Dat ligt aan het aantal deeltjes in een atoom.
Protonen, neutronen en elektronen zijn natuurlijk heel klein.
Een proton  weegt 0,000 000 000 000 000 000 000 001 67262 g
Een proton weegt 1,6726·10 -24 g
Een neutron weegt 1,6749·10-24 g
Een elektron weegt 0,00091·10-24 g


Slide 18 - Slide

Wat weegt een atoom?
Omdat de massa's zo klein zijn gebruiken we als eenheid voor atoommassa vaak de massa in µ (= atomaire massa eenheid) .
1 µ = 1,66 ·10 -27 kg

Slide 19 - Slide

Absolute atoommassa
Ar(H):  zie PSE = 1              dus de absolute atoommassa van H= 1.µ
= 1x1,66.10-27kg
Ar(Fe)= 55,8 dus de absolute atoommassa van Fe?
= 55,8 x 1.66.10-27kg

Slide 20 - Slide

De absolute atoommassa
=  de werkelijke massa van het atoom uitgedrukt in kg.


Slide 21 - Slide

De relatieve atoommassa
Ar= hoeveel maal de absolute atoommassa van die atoomsoort groter is dan de internationale atoommassa-eenheid (µ)

Ar=         absolute atoommassa
             µ

Slide 22 - Slide

Bereken de relatieve atoommassa

Slide 23 - Slide

Absolute en relatieve molecuulmassa?
Absolute molecuulmassa is de werkelijke massa van die molecule uitgedrukt in kg.
De relatieve molecuulmassa is de verhouding van de absolute molecuulmassa en de atoommassa-eenheid µ.

Mr= absolute molecuulmassa
    µ

Slide 24 - Slide

Relatieve molecuulmassa

Mr(Al2O3)= 2.Ar(Al)+3.Ar(O) = 2. 27 + 3. 16 = 102 

Mr(Fe(OH)3)= 1.Ar(Fe)+3.Ar(O)+ 3.Ar(H)= 1.55,8+3.16+3.1=106,8

Slide 25 - Slide