1.1 les 2


1.1 Nieuwe Grondwet
1848 tot 1915
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson


1.1 Nieuwe Grondwet
1848 tot 1915

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  1. Terugblik vorige les. Zijn er nog vragen?
  2. Instructie
  3. Herhaling
  4. Aan de slag en tijd voor vragen


OPEN LESSUP, LOG VAST IN IN DE LES.

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Deelvraag: Welke gevolgen had de grondwet van 1848 voor het bestuur van Nederland?​

  • Ik weet welke taken en rechten het parlement heeft. ​
  • Ik weet hoe wetten gemaakt worden.​ 
  • Ik weet hoe een regering ontslagen kan worden. ​ 
  • Ik weet wat de onschendbaarheid van de koning inhoudt.

Slide 3 - Slide

Welke drie machten kennen wij in onze democratische rechtsstaat?
A
Landmacht, luchtmacht en politiemacht
B
Uitvoerende macht, wetgevende macht en rechterlijke macht
C
Uitvoerende macht, controlerende macht en instemmende macht

Slide 4 - Quiz

Wie was de koning van Nederland in 1848?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III

Slide 5 - Quiz

Wie heeft de nieuwe grondwet van 1848 geschreven?
A
Thorbecke
B
Willem II
C
Liberalen
D
Regering

Slide 6 - Quiz

Wie mogen er in 1848 stemmen?
A
Mannen
B
Rijke mannen en vrouwen
C
Mannen die voldoende belasting betalen
D
Niemand

Slide 7 - Quiz

Vanaf 1848 is de koning niet meer verantwoordelijk voor zijn daden of uitspraken over de politiek dat heet:
A
Constitutionele monarchie
B
Parlement
C
Ministeriële verantwoordelijkheid
D
Democratie

Slide 8 - Quiz

Vrijheid van meningsuiting is een:
A
Klassiek grondrecht
B
Grondwet
C
Kiesrecht
D
Grondrecht

Slide 9 - Quiz

De koning en de regering
  • Na 1848: ministers luisteren naar het parlement 
  • Koning maakt geen beslissingen meer
  • Koning is onschendbaar 

  • Ontslaan van de regering: parlement dwingt de regering 

lees het voorbeeld op bladzijde 12 

Slide 10 - Slide

Coalitie en oppositie
  • 1 zetel = 1 persoon in de Tweede Kamer
  • Meerderheid nodig = samenwerkende partijen

  • Coalitie: Meerderheid vd 2e kamer
    -> benoemd ministers voor de
    regering
  • Oppositie: Minderheid vd 2e kamer

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Parlement = wetgevend
1e en 2e kamer

Regering = uitvoerend
Koning en de ministers

Slide 13 - Slide

Taken van het parlement
Taak 1:
Maken en goedkeuren van wetten

Rechten die alleen 2e kamer hierbij heeft:
 1.  Recht van amendement: wetsvoorstel wijzigen.
 2. Recht van initiatief: wetsvoorstel indienen 


Slide 14 - Slide

Taken van het parlement
Taak 2: 
Het controleren van de regering

Rechten van 1e en 2e kamer om dit te kunnen:
  1. Recht van budget: controleren & goedkeuren van uitgaven van ministers
  2. Recht van interpellatie: informatie vragen aan minister.
  3. Recht van enquête: onderzoek doen naar minister.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Van wetsvoorstel tot wet:


Bekijk deze afbeelding zelf in je boek (= leerdoel)

Slide 17 - Slide

Wie heeft de wetgevende macht?
A
Parlement
B
Regering
C
Rechters

Slide 18 - Quiz

Recht van amendement heeft/hebben:
A
De Eerste Kamer
B
De Tweede Kamer
C
Beide Kamers

Slide 19 - Quiz

De regering zijn:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Ministers en Staatssecretarissen

Slide 20 - Quiz

De Eerste Kamer doet een wetsvoorstel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Het parlement is:
A
Eerste en Tweede Kamer
B
Ministers en staatssecretarissen

Slide 22 - Quiz

De meerderheid in de Tweede Kamer
A
Oppositie
B
Parlement
C
Regering
D
Coalitie

Slide 23 - Quiz

Doen
  • Opdracht 8, 10, 11 en 13​, blz 14,15 en 16
  • Beantwoord in eigen woorden de lesdoelen. (De opdrachten gaan over de lesdoelen)
Ik loop rond om te
kijken wie er  wel en
geen HW heeft gemaakt.
 
Lesdoelen
  • Ik weet welke taken en rechten het parlement heeft. ​

  • Ik weet hoe wetten gemaakt worden.​ 

  • Ik weet hoe een regering ontslagen kan worden. ​ 

  • Ik weet wat de onschendbaarheid van de koning inhoudt.
timer
10:00

Slide 24 - Slide

Zijn er nog vragen over de opdrachten of over de lesstof

Slide 25 - Slide