Hoofd- en bijzinnen

Wat is een samengestelde zin?
1 / 27
next
Slide 1: Open question
TaalBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Wat is een samengestelde zin?

Slide 1 - Open question

Samengestelde zin
Een zin met minimaal twee persoonsvormen noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit een hoofdzin / meerdere hoofdzinnen en/of een bijzin / meerdere bijzinnen bijzinnen.

Slide 2 - Slide

Hoofdzin

Slide 3 - Mind map

Bijzin

Slide 4 - Mind map

Hoofdzin en bijzin

Slide 5 - Slide

Hoofdzin
- Heb jij de keuken gestofzuigd?
- Ik wil dat broodje eten.
- Die man is gek geworden.

Slide 6 - Slide

Bijzin
- Hij vertelde me dat hij naar het strand zou gaan.
- Ze gaat met me mee, als ik haar ticket betaal.
- Ik vind hem heel slim, hoewel hij af en toe wel slordig is.

Slide 7 - Slide

Nu gaan we zelf oefenen!
Vul het juiste antwoord in. Succes!

Slide 8 - Slide

Mijn moeder hielp mij altijd met Engels, omdat ik dat erg moeilijk vond.
A
hoofdzin - bijzin
B
bijzin - hoofdzin
C
bijzin - bijzin
D
hoofdzin - hoofdzin

Slide 9 - Quiz

De zinnen zijn verbonden door het onderschikkende voegwoord omdat, dit betekent dat er een bijzin is.
--> hoofdzin: Mijn moeder hielp mij altijd met Engels
--> bijzin: omdat ik dat erg moeilijk vond.

Slide 10 - Slide

Ik moet morgen naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
A
hoofdzin - bijzin
B
bijzin - hoofdzin
C
bijzin - bijzin
D
hoofdzin - hoofdzin

Slide 11 - Quiz

Beide zinnen zijn hoofdzinnen omdat ze verbonden zijn door het nevenschikkende voegwoord want.

Slide 12 - Slide

De man, met de rode zonnerbil, liep snel de winkel uit.
A
bijzin - bijzin
B
hoofdzin - hoofdzin
C
bijzin - hoofdzin
D
hoofdzin - bijzin

Slide 13 - Quiz

De man, met de rode zonnerbil, liep snel de winkel uit.
--> hoofdzin: De man liep snel de winkel uit
--> bijzin: met de rode zonnebril

Slide 14 - Slide

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
bijzin + bijzin

Slide 15 - Quiz

Omdat hij uitgegleden was, ben ik hulp gaan halen.
A
hoofdzin+hoofdzin
B
hoofdzin+bijzin
C
bijzin+hoofdzin

Slide 16 - Quiz

Wat is de hoofdzin?
Als we de wedstrijd winnen, zijn we kampioen.
A
Als we de wedstrijd winnen,
B
zijn we kampioen.
C
Die is er niet

Slide 17 - Quiz

Hoofdzin
Bijzin
Tussen het ow en de pv kunnen andere zinsdelen staan
Tussen het ow en de pv kunnen geen andere zinsdelen staan

Slide 18 - Drag question

Wat is de hoofdzin?
We kunnen niet naar de speeltuin, omdat het heel hard regent.
A
We kunnen niet naar de speeltuin,
B
Die is er niet
C
omdat het heel hard regent.

Slide 19 - Quiz

Wat is de hoofdzin?
Als het niet zo zielig was, zou je er hard om kunnen lachen.
A
Als het niet zo zielig was,
B
zou je er hard om kunnen lachen.
C
Die is er niet

Slide 20 - Quiz

Omdat ik jarig ben,
moet ik vanmiddag boodschappen doen.
Ik wil een parfum,
hoewel dat wel erg duur is.
hoofdzin
bijzin

Slide 21 - Drag question

Wat is de hoofdzin?
Hij taste met zijn voet naar de ladder, alsof de grond zich daar bevond.
A
Hij taste met zijn voet naar de ladder,
B
alsof de grond zich daar bevond.
C
Die is er niet

Slide 22 - Quiz

Als je in de avond wil werken,
heb je recht op een hoger salaris.
Hoofdzin
Bijzin

Slide 23 - Drag question

Wat is de hoofdzin?
Anne krijste de hele avond, omdat ze geen snoepjes had gekregen.
A
omdat ze geen snoepjes had gekregen.
B
Anne krijste de hele avond,
C
Die is er niet

Slide 24 - Quiz

Omdat ik jarig ben,
moet ik vanmiddag boodschappen doen.
hoofdzin
bijzin

Slide 25 - Drag question

Wat is de hoofdzin?
Je wordt geacht niet te praten, als de meesters of juffen aan het woord zijn.
A
als de meesters of juffen aan het woord zijn.
B
Je wordt geacht niet te praten,
C
Die is er niet

Slide 26 - Quiz

Horen de zinnen bij het begrip hoofdzin of bijzin?
Tekst
Hoofdzin
Bijzin
Als je deze zin weghaalt, houd je een complete zin over
PV en OND kunnen gescheiden worden door ander woordje 

Slide 27 - Drag question